WAT HET NIET IS

Inleiding bij de inleidingen bij enige van deze verboden, vergeten, verketterde, verminkte en doodgezwegen boeken en geschriften

(Als er geen link is gemaakt naar de betreffende titel, dan kan die titel gevonden worden op verbodengeschriften.nl)

Verboden, vergeten, verketterde,
verminkte en doodgezwegen Boeken en Geschriften

In juni 1849, een paar maanden voor zijn dood, schreef Edgar Allan Poe "Het lijdt geen twijfel dat er individuen zijn geweest die uitgestegen zijn boven het niveau van hun generatie; maar als we in de geschiedenis zoeken naar sporen van hun bestaan, moeten we alle biografieën van de 'goede en grote mensen' overslaan en zorgvuldig op zoek gaan naar de spaarzame geschriften van de verschoppelingen die gestorven zijn in de gevangenis, het krankzinnigengesticht of aan de galg."

Maar dankzij die vooruitgang predikende 'goede en grote mensen,' de optimisten die altijd blind geweest zijn voor de keerzijde van de medaille, en het feit dat tegengeluiden van die verschoppelingen, mensen die begrepen dat die zogenaamde vooruitgang een doodlopende weg was, genegeerd werden, is de hele geschiedenis van de mensheid getekend door machtspelletjes, conflicten, oorlogen, culminerend in de Eerste en Tweede Wereldoorlog (zie deze video) en dat gaat nog steeds door.

Maar desondanks schrijft Hans Achterhuis over zijn boek De kunst van het vreedzaam vechten, "nooit eerder zelfs was een beschaving zo effectief in het bewaren van vrede. Hoe lukt dat in onze moderne samenleving, wat is het geheim? Daarnaar gaan wij in dit boek op zoek." En drie jaar eerder had Steven Pinker zijn bestseller The Better Angels of Our Nature: Why Violence Has Declined (Ons betere ik, waarom de mens steeds minder geweld gebruikt) geschreven.

Met andere woorden, ga maar rustig slapen, we zijn op de goede weg en alles komt goed. Je kunt ze vergelijken met een brandweerman die uit de statistieken concludeert dat er een afname is van het aantal uitslaande branden, maar die niet in de gaten heeft dat het aantal binnenbranden, smeulende veenbranden en alle andere niet direct waarneembare vuurhaarden navenant toegenomen zijn. Uit de klassieke natuurkunde kennen wij de behoudswet, waarmee wordt uitgedrukt dat een aantal eigenschappen van een systeem constant zijn als er geen externe factoren een rol spelen. In de volksmond kennen wij als variant daarvan de wet van behoud van ellende. In wezen verkeert het maatschappelijk systeem in een evenwicht, dat weliswaar schommelt, maar nooit wezenlijk is veranderd door externe factoren. Oplopende emoties en spanningen die in het verleden op macroniveau een ontlading vonden in oorlogen en soortgelijke gewelddadigheden en op microniveau bijvoorbeeld als fysiek geweld van ouders ten opzichte van kinderen, kunnen tegenwoordig nauwelijks meer een uitweg vinden en uiten zich in hoge bloeddrukken, suikerziekte, auto-immuunziekten, allergieën en natuurlijk ADHD en aanverwante stoornissen, en last but not least kanker, kortom allemaal symptomen die door de geneeskunde samengevoegd en gecatalogiseerd zijn als ziekten. Want wij zijn beschaafd, wij hebben geleerd ons te beheersen, nooit te zeggen wat we denken en de lieve vrede te bewaren.

Maar de lieve vrede is geen vrede, maar een gewapende vrede. Mensen leven in onvrede met zichzelf (hun zelf) en dus ook de anderen, maar onvrede is eigenlijk ook alleen maar een eufemisme voor oorlog. Alle relaties zijn gebaseerd op macht en uiteindelijk op angst. In Prediker (8:9) staat: "Dit alles heb ik gezien en ik richtte mijn aandacht op alle daden, die onder de zon geschieden ten tijde dat de ene mens macht heeft over de ander tot diens onheil" en er is in die duizenden jaren sindsdien niets veranderd. Wij rukken geen tongen meer uit, wij voeren geen stammenoorlogen meer, wij hebben de brandstapels afgeschaft, want wij zijn beschaafd, maar niemand weet hoe bloeddorstig, haatdragend en wraakzuchtig ook heel keurige mensen denken. Kinderen worden niet meer geslagen, maar subtiel vernederd, gekwetst, niet serieus genomen, gemanipuleerd, gestraft, liefde onthouden en aan allerlei regels onderworpen terwijl in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, van Unicef, staat: Art. 8.1: "De Staten die partij zijn verbinden zich tot eerbiediging van het recht van het kind zijn of haar identiteit te bewaren." Hoezo opvoeden? Bij de opvoeding wordt immers alles in het werk gesteld om de identiteit van het kind te verstikken, het te veranderen, een andere identiteit op te dringen, want het mag niet blijven zoals het is, maar het moet iets worden. In zijn boek Identiteit schrijft Paul Verhaeghe: "Onze identiteit is geen diep verborgen, onveranderlijke kern; integendeel. Ze is veeleer een verzameling van ideeën die de buitenwereld op ons lijf geschreven heeft. Identiteit is een constructie,.... Identiteit heeft meer met worden te maken dan met zijn." Je zou dus denken, dat hij begrijpt dat hij vraagtekens zou stellen bij een dergelijke kunstmatige constructie, maar nee hoor. Vervolgens schrijft hij 256 bladzijden vol met alle ellende die in zijn ogen de zieke samenleving aanricht en vergeet dat de kiem daarvan gelegd wordt in de gezinnen, waarin volgens hem "de ouders veiligheid, grenzen en autoriteit moeten bieden." Opvoeden in deze zieke samenleving, het kind aan een zieke wereld aanpassen, kan alleen door het kind ziek te maken, net zo ziek en maf als de volwassenen. Alle ellende in de wereld is het gevolg van het feit dat mensen zich een identiteit hebben aangemeten, want mensen maken geen ruzie, voeren geen oorlog, oordelen niet, zijn niet jaloers, haten niet, maar alleen identiteiten doen dat, de maskers in deze wereldwijde maskerade, mensen die denken dat ze dat hun identiteit zijn.

Overal woeden dus binnenbrandjes, die zouden kunnen opvlammen, maar voorlopig onder de schone schijn doorbroeien, onder "de mantel der liefde." Dan komt het niet naar buiten, maar slaat naar binnen en oefent daar zijn destructieve werking uit. Dat wil zeggen dat met de afname van het geweld naar buiten, onherroepelijk het geweld naar binnen toeneemt en dat uit zich dan in wat wij ziekten noemen, in onze hedendaagse epidemieën. Niets symbolischer dan de zogenaamde auto-immuunziekten, waarbij de mens antistoffen tegen zichzelf maakt.

Alle schrijvers van de teksten op deze website hebben een aantal dingen aan de kaak gesteld, spelregels bekritiseerd, maar hebben ook allemaal een aantal blinde vlekken gehad. Maar gezamenlijk heffen ze elkaars vooroordelen grotendeels op en geven ze een beeld van "wat het niet is." Al hun standpunten bij elkaar beschrijven haast alles wat het zien van de Werkelijkheid verhindert. Maar wat bij hen buiten schot gebleven is, zijn de ziekten en de rol van de geneeskunde en het lijden, seks en libido en dus overbevolking.

Over de functie van de taal zijn een aantal mensen duidelijker geweest. Wittgenstein schrijft dat het verstand behekst is door de taal, Fritz Mauthner noemt het "de vloek van de taal" en

"de taal is de zweep, waarmee de mensen elkaar aan het werk geselen. Iedereen is opzichter en iedereen is knecht. Wie de zweep niet wil hanteren en niet wil schreeuwen onder de slagen, heet een stomme hond en wordt opzij geschoven. De taal is de hondsaap, de prostituee, die misbruikt wordt voor de drie grote begeerten van de mens, die zich brullend voor de ploeg spant als een arbeider voor de honger, die zichzelf en zijn gezin verkoopt als koppelaar voor de liefde en die zich in al zijn afstotelijkheid laat beschimpen, een folie der ijdelheid, en die tenslotte nog de begeerte naar luxe dient en als een circusaap zijn sprongen maakt, opdat de aap een appel krijgt en een kushand en hijzelf kunstenaar heet. Taal is de grote leermeesteres van de laster. Taal heeft de mensheid omhooggevoerd tot de galgenberg van Babylon, Parijs, Londen en Berlijn. De taal is de duivelin die de mensheid het hart ontstolen en in ruil daarvoor de vruchten van de boom der kennis beloofd heeft. Het hart heeft de taal verslonden als een kanker, maar in plaats van kennis heeft zij de mens niets anders geschonken dan woorden voor de dingen, etiketten op lege flessen, klinkende oorvijgen als antwoord op de eeuwige jammerklacht, zoals leraren andere kinderen tot zwijgen brengen. Toen zij haar de taal leerden, hebben de spoken uit het paradijs de mensheid kennis beloofd. De taal heeft de mensheid uit het paradijs verdreven."

Nietzsche beschreef haar belangrijkste rol: "Woorden verwateren en stompen af; woorden maken onpersoonlijk; woorden maken het ongewone gewoon," maar geen van hen is tot de conclusie gekomen dat de taal dus afgeschaft diende te worden. Gustav Landauer begreep wel wat de consequentie was, want hij schrijft: "De wereld is zonder taal. Wie haar begrijpt, zal ook taalloos worden," maar ook hij heeft zichzelf en dus de wereld niet begrepen.

Over ziekten:

Wat in deze wereld ziekten genoemd worden, behoort tot de keerzijde van de medaille, die hoe dan ook genegeerd moet worden door alle vooruitgangdenkers. Geen verworvenheden zonder verwordenheden. Een duidelijk voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld de keerzijde van de zogenaamde Gouden Eeuw, omschreven als de bloeitijd van de Nederlanden, namelijk de Tachtigjarige Oorlog en de pestepidemieën die de Nederlanden toen teisterden. De geneeskunde heeft van het leven een Russisch roulette gemaakt, gestuurd door toeval, kans, risico en erfelijkheid. In een wereld zonder zin en betekenis, die de eeuwigheid uitgebannen heeft, gaat dat ook op voor de geneeskunde, waarin dus de wet van oorzaak en gevolg allesbepalend is, symptomen verwijzen niet ergens naar maar hebben een oorzaak en moeten bestreden worden. Een zinloze bestrijding van zinloze symptomen.

In Looking Backward, zijn utopische (dus dystopische) roman uit 1888, beschrijft Edward Bellamy die symptoombestrijding in de vorm van een parabel:

"Laat ik de hele zaak in een notendop samenvatten, in de vorm van een parabel en de mensheid uit die oude tijd vergelijken met een in een moeras geplante rozenstruik, die gedrenkt wordt door zwart moeraswater, overdag verpestende dampen inademt en 's nachts afgekoeld wordt door giftige dauw. Talloze generaties van tuinlieden hadden hun best gedaan om hem tot bloei te brengen, maar afgezien van een sporadische halfgeopende knop met een wormstekig hart, waren hun pogingen vergeefs geweest. Velen beweerden dat de struik geen rozestruik was, maar een schadelijk onkruid, dat gewoon uitgerukt en verbrand diende te worden. Maar het merendeel van de tuinlieden hield vol dat de plant weliswaar tot de rozenfamilie behoorde, maar een onuitroeibaar gebrek bezat, waardoor de knoppen verhinderd werden open te gaan en dat dat de eigenlijke oorzaak was van de kwijnende toestand. Er waren echter maar weinigen die geloofden dat de stam goed genoeg was, maar dat het moeras het probleem vormde en de struik onder gunstiger omstandigheden beter zou groeien. Maar zij waren geen tuinlieden, en omdat ze door die laatsten uitgemaakt werden voor plannenmakers en dagdromers, werden ze door het volk merendeels ook als zodanig beschouwd. Bovendien betoogden enige vooraanstaande moraalfilosofen, dat, zelfs aangenomen dat de struik elders beter zou kunnen gedijen, het voor de knoppen toch een heilzamere straf was om te proberen in een moeras te bloeien. De knoppen die het lukte open te gaan mochten dan wel heel schaars zijn en de bloemen bleek en geurloos, maar zij vertegenwoordigden een grotere morele inspanning, dan als zij spontaan tot bloei waren gekomen in een tuin.

"De officiële tuinlieden en de moraalfilosofen kregen hun zin. De struik bleef geworteld in het moeras en de oude manier van behandelen werd voortgezet. Aan de stam werden onophoudelijk nieuwe soorten krachtmengsels toegediend en ontelbare middelen, elk door zijn verdediger aangekondigd als het beste en enig geschikte recept, werden ingezet om het ongedierte te doden en de meeldauw te bestrijden. Dat ging een heel lange tijd zo door. Af en toe beweerde iemand een lichte verbetering te bespeuren in het uiterlijk van de struik, maar er waren altijd evenveel anderen, die verklaarden dat hij er niet zo goed uitzag als anders. Alles bij elkaar genomen kon niet gezegd worden dat er een duidelijke verbetering waarneembaar was. Gedurende een periode van algemene wanhoop over de vooruitzichten van den struik, werd ten slotte het idee weer ter sprake gebracht om hem te verplanten en dat vond dit keer ingang. 'Laten wij het proberen,' riep iedereen. 'Misschien zal de struik elders beter gedijen, en hier is het zeker twijfelachtig of het de moeite waard is hem nog langer te verzorgen.' Zo gebeurde het dat de rozestruik der mensheid werd verplant en geplaatst in goede, warme, droge aarde, waar hij baadde in de zon, geliefkoosd werd door de sterren en gestreeld door de zuidenwind. Toen bleek het dat het echt een rozestruik was. Ongedierte en meeldauw verdwenen en de plant tooide zich met de prachtigste rode rozen, waarvan de geuren de lucht vulden.

Eigenlijk komt de strekking van deze website neer op de echte Gulden Regel, "wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook de ander niet," en dus niet die rampzalige omkering uit de evangeliën, "alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hen ook aldus (Matth. 7:12)." Het krankzinnige idee dat doen en niet doen, op hetzelfde neer zou komen! Die regel dient niet gelezen te worden als gebod, maar als leidraad: als echt gelukkig wilt worden, als je de Werkelijkheid wilt aanschouwen, als je weer heel, gezond en onkwetsbaar wilt worden, als je echt een wereld wilt van vrijheid, gelijkheid en broederschap, hoef je je alleen uiterst consequent aan deze leidraad te houden, en als dat niet verenigbaar is met je manier van leven, met deze wereld, ligt dat aan je manier van leven en aan deze wereld, de manier waarop mensen daarin met elkaar omgaan en niet aan de leidraad. Als iedereen dat vandaag zou doen, zouden we morgen een rechtvaardige wereld hebben, hoe onwaarschijnlijk dat ook moge klinken (we zouden dan nog alleen alle troep van eeuwen van dwalingen op hoeven ruimen!) Maar daarin passen niet al die ego's, die nu overal de dienst uitmaken. Al die deskundigen, die weten hoe andere mensen moeten leven, die onbeschaamd hun vooroordelen, de waan van de dag, etaleren, en dat niet eens anoniem doen, maar "als gekken en dwazen, hun naam schrijven op muren en glazen," en daar ook nog trots op zijn. Verlos ons van de deskundigen!

Over overbevolking, libido en seks:

Alle lijden komt door begeerten, is een uitspraak van de Boeddha. Eenvoudiger gezegd: alle ellende, of dat nou lichamelijk of geestelijk is, komt door het willen. Want iets willen, impliceert dat je niet tevreden bent en dat denkt op te lossen door iets te hebben. Daarom "willen" mensen kinderen en er is geen enkele andere reden voor te bedenken. Als je niet tevreden kunt zijn met jezelf, heb je iets buiten jezelf nodig. Dat ligt aan de basis van de ongebreidelde bevolkingsgroei, maar het is een absoluut taboe. Mensen hebben recht op kinderen! Kinderen soms ook op hun ouders? Voor seks geldt hetzelfde. Alleen ontevreden mensen voelen de behoefte om zichzelf of zichzelf met behulp van een ander te bevredigen, zij het zeer kortstondig, maar het is helaas net zo verslavend als alcohol. Het is duidelijk dat hoe groter de ellende, hoe schrijnender de armoede, hoe moeizamer het leven is, hoe groter de behoefte om daar even aan te ontsnappen door seks, maar dat levert helaas ook meer kinderen op.

De mensheid leeft in een omgekeerde wereld, in een wereld die op zijn kop staat, waarin wijsheid dwaas is en kennis hoogtij viert, waarin eerlijkheid gestraft en leugens beloond worden, waarin kwetsbaarheid deerniswekkend is en macht de dienst uitmaakt, waarin tevredenheid de economie schaadt en consumeren het hoogste goed is, waarin het dolce far niente een misdaad is en presteren toegejuicht wordt, waarin de natuur het onderspit delft tegen de cultuur, waarin het innerlijk er niet toe doet en het uiterlijk het criterium is, waarin kinderen niets zijn en volwassenen hun voorbeeld, waarin materiële armoe zielig is en geestelijke armoe bewonderd wordt, waarin achteruitgang vooruitgang wordt genoemd. En toen kwam Tom Poes, in de gedaante van de Boeddha, Lao Tse, Zarathoestra, de Oudtestamentische Profeten, en Jezus die hun medemensen duidelijk probeerden te maken dat ze niet met beide benen op de grond stonden, dat ze zich lieten leiden door illusies, dat ze daarom niet gelukkig waren en geteisterd werden door oorlogen, ziekten en ellende en dat ze pas echt gelukkig en volmaakt zouden zijn, als ze zich zouden ontdoen van alle bagage die ze met zich meedroegen. Maar allemaal legden ze het af tegen de bierkaai. Het priesterdom heeft nooit afstand willen doen van zijn geprivilegieerde positie en van hun boodschap, die een leidraad was om te ontsnappen aan dit tranendal, zijn religies gemaakt en zo werd het middel tot doel. De bedoeling van de religies is dat ze de mens terugvoeren naar een leven in het gelukzalige hier en nu en dat is onverenigbaar met tradities, rituelen, verboden en geboden, kortom met alles waarop de huidige religies nog steeds drijven. Verlos ons van de religies!


Uit: Tom Poes en het Land van Om, 1976
Uit: Tom Poes en het Land van Om, 1976

Een omgekeerde wereld kan alleen teruggedraaid worden als alle banden die haar in die toestand vasthouden, verbroken worden, één enkel vooroordeel, één enkele gehechtheid, één taboe, één enkele mening of theorie, één enkele oneerlijkheid maakt dat onmogelijk. Het is alles of niets.

Dit is de boodschap van de website, die verder uitgewerkt is in de inleidingen bij de teksten en in de andere bijdragen van de anonieme medewerkers. Het moge duidelijk zijn waarom ze zo gesteld zijn op hun anonimiteit.
Houd altijd voor ogen dat er niets nieuws is onder de zon, dat alles wat hier geschreven is, de hele geschiedenis door gedacht en gefluisterd is,
En die malle stelling dat de technologie ons moet redden, is net zo dwaas als van de bankiers die de mensheid in een crisis gestort hebben verwachten dat ze ook de oplossing bieden. De vertechnologiseerde wereld is het probleem en een probleem kun je niet met een probleem uit de wereld helpen. 



Aldous Huxley DE DEUREN DER WAARNEMING, DE DEUREN IN DE MUUR

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

Het is alweer bijna vijftig jaar geleden dat Aldous Huxley dit verslag van zijn ervaringen met de Andere Wereld schreef. Hoezeer zijn woorden ook tekort mogen schieten, toch geeft hij een beeld van die Wereld vanuit de onze en, wat nog onthullender is, van de onze vanuit die Wereld. Het fascinerende en geniale is dat hij begrepen heeft dat die Andere Wereld de Wereld van de mystici is, de wereld van de heldere momenten, die wij mystieke ervaringen noemen. Het is het aanschouwen van de onverdeelde Werkelijkheid en het ervaren van de samenhang van alles met alles en het besef daar zelf een onlosmakelijk deel van te zijn. Eigenlijk, en dat heeft Huxley niet begrepen, is het de wereld zoals de onbevangen kleine kinderen die ervaren, de wereld vol wonderen en betovering, waarin zij nog net zo zijn als alles is. De Wereld waarin geen afzonderlijke dingen zijn, niets een naam heeft, de woordeloze Wereld, de Wereld van het Zijn en niet de wereld van het worden en doen, de Wereld zoals die eigenlijk is en waar grote mensen blind en doof voor geworden zijn. Zij leven in hun eigen gecreëerde wereld van hun gedachten, hun wensen en verwachtingen, hun angsten en zorgen en kunnen de uitgang, de deur in de muur, niet meer vinden. Zij zoeken in hun eigen tranendal een kunstmatige vergetelheid in alcohol, drugs en orgasmen. Anderen zijn op zoek naar de uitgang, hoewel ze altijd gehoord hebben dat er geen uitgang is en dat ze er maar beter het beste van kunnen maken.

Elke goede trip, of dat nu met paddo's is of met marihuana, laat ons een kortstondige ego-loze blik in die andere Wereld werpen, ontsluit voor de tijd dat het duurt de Deur in de Muur, waarna wij weer in onze eigen wereld van het "bij het volle verstand zijn" terugvallen en overgaan tot de orde van de dag. De orde van het moeten, het willen, het voldoen aan verwachtingen van onszelf en van anderen, het in stand houden van onze eigen kunstmatige wereld en het aanpassen van die kleine kinderen die niet van deze wereld zijn aan onze eigen creatie.
Is het nu allemaal waar wat Aldous Huxley schrijft? Het antwoord is: nee. Zelfs in zijn extatische bewoordingen waarmee hij die Andere Wereld beschrijft, schiet hij tekort, omdat het ervaren nu eenmaal niet in woorden is uit te drukken. In de absurditeit, de arrogantie en de krankzinnigheid van onze wereld is hij overduidelijk. Maar waar hij helemaal de plank misslaat is in de uitwerking van zijn inzichten. In het boek staan nogal wat tegenstrijdigheden en vooroordelen maar daartussen schitteren parels van helderheid en inzicht.



Anonymus TRAITé DES TROIS IMPOSTEURS, VERTOOG OVER DE DRIE BEDRIEGERS MOZES, JEZUS EN MOHAMMED

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

In het begin van de 18e eeuw ontstond een geheel nieuw genre van clandestiene boeken en manuscripten. Vooral Frankrijk en Nederland leverden daar een groot aandeel aan. Er was een schaduwwereld van verborgen drukpersen en in het geniep rolden daar grote aantallen opstandige en rebelse geschriften vanaf, met fictieve schrijvers en fictieve uitgeverijen op het titelblad. De meest beruchte was de uitgeverij Pierre Marteau, die een puur verzinsel was, en was bedacht door een aantal Hollandse uitgeverijen die onder die naam werken publiceerden, die de censuur anders niet zouden overleven. In diezelfde fictie vermeldde de uitgeverij Pierre Marteau op het titelblad dat zij in Köln was gevestigd. Amsterdam was het centrum van die clandestiene publicaties en het Frans was de taal van de gevluchte Hugenoten. Waarschijnlijk werd de naam Pierre Marteau gebruikt door de uitgeverij Elsevier, en publiceerde honderden boeken met nogal gewaagde ideeën. Mogelijk is de Nederlandse uitgave van Les Trois Imposteurs dus door Elsevier in Amsterdam gedrukt. Voor een uitgebreid overzichtsartikel in het Engels, zie de publicatie van de Amerikaanse historica, Margaret Jacob, hoogleraar geschiedenis aan de Californische UCLA-Universiteit en doctor honoris causa van de Universiteit van Utrecht. www.pierre-marteau.com/c/jacob/clandestine.html
Zij beschouwt het "Vertoog over de Drie Bedriegers" als de meest radicale tekst van de Verlichting en schreef zelf het boek "The radical Enlightenment."

In zijn verhalenbundel De Aleph schrijft Jorge Luis Borges, in het verhaal Deutsches Requiem: "De wereld was haast gestorven aan het jodendom en aan die ziekte van het jodendom: het geloof van Jezus; wij leren van haar de gewelddadigheden en het geloof van het zwaard. Dat zwaard doodt ons en we zijn te vergelijken met de tovenaar die een labyrint weeft en die zich gedwongen ziet daarin te dwalen tot het einde van zijn dagen." Het is volstrekt terecht om daar de Islam als ziekte van zowel joden- als christendom aan toe te voegen. In wezen hebben zijn zij alle drie in de valkuil getrapt, die de schrijvers van de Evangeliën hun zelf gecreëerde sprookjesfiguur Jezus in de mond hebben gelegd: "Ook doet jonge wijn niet in oude zakken" (Matth. 9:17). In wezen plegen alle godsdienststichters, alle profeten, goeroes, filosofen en andere zogenaamde verlichten, allemaal plagiaat. Terwijl zij allemaal weten dat er echt niets nieuws onder de zon is en dat alles al vele malen is gezegd, dissen ze alleen maar steeds meer van hetzelfde in een andere verpakking op. Momenteel zou een Evangelie dan ook geen enkele kans maken omdat de critici heel terecht zouden kunnen stellen, dat geen enkel idee echt oorspronkelijk zou zijn. In hun boek "De mysterieuze Jezus, was Jezus oorspronkelijk een heidense God?" vertellen Peter Gandy en Timothy Freke in wezen hetzelfde wat in Vertoog staat. Het komt er eigenlijk op neer, dat de joden ook een eigen verhaal wilden hebben en onbeschaamd en banaal hebben geplagieerd, dus nieuwe wijn in oude zakken hebben gegoten. Voltaire schrijft in zijn Filosofische Vertellingen, in het verhaal "Uit de Brieven van Amabed":

Weliswaar was er in de tijd van Alexander in een uithoek van Fenicië een klein volk van wisselaars en woekeraars, dat heel lang in Babylonië in slavernij had geleefd. Gedurende zijn gevangenschap flanste het een eigen geschiedenis in elkaar, en alleen in die geschiedenis is er ooit sprake geweest van Noach. Toen dat volkje later in Alexandrië bepaalde privileges kreeg, vertaalde het zijn annalen in het Grieks. Vervolgens werden ze in het Arabisch vertaald, en pas sinds heel kort zijn onze geleerden er enigszins van op de hoogte. Maar voor die geschiedenis hebben zij (de Brahmanen) evenveel minachting als voor de armzalige horde die haar heeft geschreven. (Je kunt wel zien dat Shastasid hier spreekt als een Brahmaan die de gave van het geloof niet bezit en die de genade moet ontberen.)

Rond het jaar nul was dat uithoekje van Fenicië een streek, die je heel goed zou kunnen vergelijken met het huidige Afghanistan, waar stamhoofden een moordend gevecht met elkaar voerden en waar een bezettingsmacht vruchteloos probeert om orde te scheppen. Destijds wemelde het in het verscheurde landje van de Messiassen, zoals het bij ons wemelt van de goeroes, consultants en andere deskundigen, die de pretentie hebben dat ze weten hoe anderen moeten leven en het volk, dat altijd blindelings in autoriteiten heeft geloofd roept nog steeds om een krachtige leider, want wie zich laat leiden hoeft zelf niet te denken. Nog steeds wordt het volk koest gehouden en laat zich koest houden met brood en spelen, nog steeds geldt het motto "divide et impera," verdeel en heers, nog steeds houden mensen krampachtig hun krakkemikkig wereld- en zelfbeeld in stand, terwijl ze weten dat het niet klopt en nog steeds staan er dagelijks mensen op die denken dat ze het wiel hebben uitgevonden en met iets heel nieuws komen. Maar er is echt niets nieuws onder de zon. Er is alleen nooit geluisterd.



Søren Kierkegaard WAAROM DE MENS VOORAL VAN 'DE DICHTER' HOUDT EN WAAROM, GODDELIJK GEZIEN, 'DE DICHTER' JUIST DE ALLERGEVAARLIJKSTE IS

Inleiding bij deze vertaling:

Je kunt pas iets zinnigs over de wereld zeggen als je niet meer van de wereld bent, met andere woorden, dat je eerst een alien geworden moet zijn om als toeschouwer te zien hoe de wereld in elkaar zit en dichters kunnen dat dus niet. Zij zitten opgesloten in het huis, waarvan zij denken dat het à huis clos is, en kijken smachtend door het raam naar buiten. Wat zij als vrijgestelden in deze maatschappij aldus produceren is slechts l'art pour l'art, voor hun eigen boterham, uit ijdelheid, uit de pretentie dat ze iets te vertellen hebben, maar in wezen is hun dichten een hoerige bezigheid, het exploiteren van hun eigen en andermans ellende en troosteloosheid. Zij zitten als die man in Kafka's Proces zielig aan de, nota bene, open poort, hunkerend om naar binnen te gaan, en kristalliseren hun hunkering uit in fraaie woorden.

"Welnu, veel mensen zijn als de oude man uit Kafka's verhaal. Zij hopen, maar het is hun niet gegeven te handelen naar de ingeving van hun hart, en zolang de bureaucraten hun toestemming niet hebben gegeven blijven ze wachten en wachten. Indien de man echter meer zou hebben gehad dan alleen maar die passieve en afwachtende hoop, zou hij gewoon de poort zijn binnengegaan en zijn moed de bureaucraten te trotseren zou de bevrijdende daad zijn geweest die hem binnen het schitterende paleis zou hebben gevoerd"

schrijft Erich Fromm in "De revolutie van de Hoop".
Woorden zijn onmachtig om de werkelijkheid te beschrijven. Onze grootste filosoof ná Spinoza, de wiskundige en "mysticus" Bertus Brouwer schrijft in zijn radicale en rebelse Leven, Kunst en Mystiek over de taal:

"De taal is ontstaan om de wil over te brengen en niet om ideeën te communiceren. De taal is vergelijkbaar met een wiskundige praktische creatie, omdat het een middel is om de wil over te brengen. Maar de mens is de taal langzamerhand gaan gebruiken om de wereld mee te beschrijven. Omdat dit voor een groot deel lukt, is men vergeten dat woorden middelen van de wil zijn en is men woorden als begrippen en concepten gaan behandelen die onafhankelijk van de mens bestaan....... Mundus vult decipi. De priesters geloven niet, wat ze de menigte voorhouden. De leiders van politieke partijen bedriegen het volk willens en wetens, met woorden die ze zelf niet begrijpen. De meeste dichters, schilders en verdere artiesten, hebben zich ook die rol aangemeten, vanuit een slechte kans op een plaats in de arbeidsmarkt, door zwakheid of luiheid. En het kritiekloze publiek erkende na enige tijd hun plaats in het kunstvak, waar ze alleen maar vervalste waar leveren, omdat ze niet anders kunnen."

Het is een merkwaardig fenomeen, dat mensen kennelijk hun brein moeten ontlasten en daar ook nog exhibitionistisch anderen mee lastig moeten vallen en daarmee zin aan hun leven proberen te geven. Als ze iets te zeggen hebben, waarom zeggen ze dat dan niet gewoon? Wat hebben anderen, behalve wellicht de herkenning dat ze in hetzelfde schuitje zitten, aan hun excreties?

Gelukkige en ontspannen mensen zijn noch creatief, noch productief, hebben geen behoefte aan ontspanning omdat ze dat gewoon zijn en vormen derhalve een bedreiging voor deze productie- en consumptiemaatschappij. Dat is een van de redenen dat de gevestigde orde zo bang is voor tevreden marihuana-rokers. Kunst is kunstmatig en onecht en de kunstenaar gaat van het ijdele standpunt uit dat hij aan de schepping iets kan toevoegen. Hij geeft geen beeld van de werkelijkheid, maar hij heeft een paradigma of gekleurde brillenglazen nodig om zijn "eigen" uitdrukking te geven van de werkelijkheid en daarmee toont hij zijn eigen vervreemding. Literatuur is het debat tussen het ego en het zelf en uit dat debat komt dan poëzie tevoorschijn. De menselijke tweespalt is dus een voorwaarde voor poëzie. Dichters zitten verlangend voor de open deur en beschrijven in mooie woorden hun ellende of hun hunkering naar het paradijs. Al die 600 miljoen hongerenden en nog veel meer armen in de hele wereld die vechten om te overleven hebben geen tijd om dit soort merkwaardigheden te produceren of te consumeren en hun ellende is de ander kant van onze medaille, waar dichters geen enkele boodschap aan hebben.

In Geschiedenis en Utopie schrijft Cioran:

"Als vulgaire, dus efficiënte prikkel van de inspiratie zegeviert de rancune in de kunst, die er niet buiten zou kunnen - evenmin als de filosofie overigens: denken is je op een sluwe manier wreken, je gemeenheden weten te camoufleren en je kwade instincten weten te verhullen. Te oordelen naar wat een systeem uitsluit en afwijst, doet het aan een kundig uitgevoerde afrekening denken. Filosofen zijn meedogenloos, 'harde jongens', net als dichters, net als iedereen die iets te zeggen heeft.
Het feit dat de zachtmoedigen en lauwen geen sporen achterlaten is niet te wijten aan een gebrek aan diepte of scherpzinnigheid, maar aan een tekort aan agressiviteit, die evenwel geenszins een onaangetaste vitaliteit impliceert. Wanneer hij worstelt met de wereld, is de denker dikwijls een zwakkeling, een schriele figuur, des te venijniger omdat hij zich bewust is van zijn biologische inferioriteit en eronder lijdt. Hoe meer hij door het leven afgewezen wordt, des te meer zal hij proberen het te beheersen en te onderwerpen, zonder er evenwel in te slagen. Misdeeld genoeg om het geluk na te jagen, maar te trots om het te vinden of erin te berusten, tegelijkertijd reëel en irreëel, vreeswekkend en machteloos, doet hij aan een mengvorm van een wild beest en een fantoom denken, aan een bezetene die overdrachtelijk leeft."
(Uitgeverij De Arbeiderspers 2002 ISBN 90 295 09732)

En tot slot Pessoa in De hoeder van kudden

"Het mysterie der dingen? Weet ik veel wat mysterie is!
Het enige mysterie is dat er zijn die denken over het mysterie.
Wie in de zon staat en de ogen sluit,
Begint met niet te weten wat de zon is
En heel veel dingen te denken vol van warmte.
Maar dan opent hij de ogen en hij ziet de zon
En kan al nergens meer aan denken,
Want het zonlicht is meer waard dan de gedachten
Van alle filosofen en van alle dichters."

En:

"Mystieke dichters zijn zieke filosofen,
En filosofen zijn onwijze mensen.

Want mystieke dichters zeggen dat bloemen voelen
En ze zeggen dat stenen zielen hebben
En rivieren extasen in het maanlicht.

Maar bloemen, als ze zouden voelen, waren geen bloemen,
Ze waren mensen;
En als stenen zielen zouden hebben, waren ze levende dingen, geen stenen;
En als rivieren extasen zouden hebben in het maanlicht,
Waren rivieren zieke mensen.

Men moet niet weten wat bloemen zijn en stenen en rivieren
Om te kunnen spreken over hun gevoelens.
Spreken over de ziel van stenen, van bloemen, van rivieren,
Is spreken over jezelf en je eigen onechte gedachten.
God zij dank dat stenen slechts stenen zijn,
En rivieren niets dan rivieren,
En bloemen alleen maar bloemen."
(Uit: De hoeder van kudden, vertaald door August Willemsen, De Arbeiderspers 2003.)



Anonymus PREDIKER EEN PARAFRASE

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

Het boek Prediker is een wijsheidsgeschrift uit de Bijbel. Lang geleden heette het nog Qohelet, wat waarschijnlijk "verzamelaar" betekent, maar het was Luther die de titel omdoopte in "Der Prediger". De Engelstaligen gebruiken de naam "Ecclesiastes", het in de kerk gelezen boek.
Het boek is ongeveer 2250 jaar geleden opgeschreven, waarschijnlijk in Jeruzalem, maar de schrijver is, zoals bij zo vele controversiële geschriften, anoniem gebleven. Wel doet hij, om zijn woorden kracht bij te zetten, alsof hij koning was (wat we overigens ook bij Boeddha vinden). In ieder geval heeft hij tot de geletterde elite behoord, de kringen waar hij de holheid en schone schijn van doorprikt.
Prediker is een tijdloos verhaal omdat het de zoektocht beschrijft van de mens die gaat twijfelen aan vanzelfsprekendheden en gevestigde opvattingen en die antwoorden probeert te vinden op de vraag naar het waarom.
Het Gilgamesh-epos, ongeveer 4000 jaar oud, beschrijft dezelfde zoektocht die net als in het Evangelie van Thomas (logion 2) een prachtig eindpunt heeft en begint daarom met de strofen:

"Ik, die alles gezien heb, zal het bekend maken aan de volkeren
Ik zal over hem die dit alles ervaren heeft onderwijzen
gelijk Anu (de vader der goden) hem de kennis van het Al verleende
Hij aanschouwde de Geheimen en ontdekte het Verborgene
Hij heeft bericht van de tijd vóór de zondvloed
Hij heeft een verre tocht ondernomen vol moeite en verdriet
Maar kwam tot rust
Waarna hij al zijn zwoegen op stenen tafelen grifte"

Wij weten niet hoezeer de oorspronkelijke tekst in al die eeuwen veranderd en aangepast is aan de tijd, zeker is dat alle geletterden, vertalers, kopieerders, priesters en schriftgeleerden in alle culturen altijd tot de hogere geprivilegieerde klassen hebben behoord, zoals dat nog steeds het geval is. De klassen van de vrijgestelden, de rijken en machthebbers, die zich hoog verheven voelden boven het gewone volk. Mensen die gebaat waren bij de handhaving van de gevestigde orde, hun bevoorrechte positie en hun eigen belangen. Met name zij voelen zich bedreigd door geschriften die de poten onder hun pluche zetels vandaan zagen. Zij zijn de honden, die op de ossenkrib liggen (Thomasevangelie, logion 102) en die de sleutel der kennis hebben weggenomen (Lucas 11:52). Vanuit hun bevoorrechte positie en vanuit hun daarbij passend denkraam interpreteren zij de schriften en kunnen, ziende blind en horende doof, niet anders concluderen dan dat de schrijver zich vergist en het ongetwijfeld anders bedoeld heeft en zo vervuilen zij de teksten. Maar ook in die kringen slaat bij enkeling wel eens de twijfel toe.
Zo iemand is Prediker geweest.

Hij kijkt om zich heen en ziet alle tegenstrijdigheden en stelt voor zichzelf de zogenaamde maatschappelijke deugden en verworvenheden ter discussie en raakt steeds meer verbijsterd over wat hij rondom zich heen ziet. De jacht naar bezit, status en rijkdom, de kloof tussen arm en rijk, de onechtheid en oneerlijkheid, de waanzin van oorlogen, het eindeloze geleuter over niets, de macht van de een over de ander, de onmogelijkheid van een relatie en de onrechtvaardigheid van de rechtspraak. Als een toeschouwer observeert hij de bezigheden van de mensen, die hij steeds meer als loos onderkent, blijft zichzelf vragen stellen en wordt steeds radicaler. Hij voelt zich in de maatschappij steeds minder thuis en zoekt gedreven naar een uitweg uit wat hij steeds meer als waanzin ziet. Hij is een zwerver tussen twee werelden, tussen hel en hemel. De maatschappij waar hij, zonder zichzelf te bedriegen, niet meer naar terug kan en die andere wereld waar hij een vermoeden van heeft en steeds meer de contouren van ziet. Een rechtvaardige wereld, zonder ellende en verdriet, zonder machthebbers en leiders, zonder beterweters, zonder rijkdom en bezit, zonder klassen en kasten, zonder boeken en geleerdheid, kortom, een wereld voor mensen.

Heeft hij gevonden wat hij zocht? Wij zullen het nooit weten. Het zou nog 250 jaar duren voor een nieuwe revolutionaire beweging zich aandiende en jullie weten allemaal hoe ook die door de schriftgeleerden en machthebbers om zeep is geholpen.
In wezen is Prediker een revolutionair en voor de gevestigde orde nog steeds een uiterst bedreigend geschrift.
Het is nog steeds een heldere beschrijving van de zoektocht naar Het Koninkrijk of het Nirvana, die wij allen kunnen afleggen, als we maar durven en die, zoals we ook bij Prediker kunnen lezen een einde heeft, waarna je echt kunt zeggen: en zij leefden nog lang en gelukkig.

Zoekt en gij zult vinden.

Onderstaande is niet de zoveelste vertaling of interpretatie van Prediker, maar een weergave van de intentie, vertaald naar deze tijd. Als je een handleiding van een huishoudelijk apparaat uit Taiwan hebt, door een Taiwanees met het woordenboek in de hand in het Nederlands vertaald, zijn de afzonderlijke woorden en zinnen onbegrijpelijk en onbelangrijk, maar toch is de strekking duidelijk. Bovendien is die handleiding eigenlijk helemaal niet nodig. Al doende leer je. Dat geldt dus ook voor het leven. Het leven leert jezelf wel wat je moet nalaten om uiteindelijk een leven te bereiken zoals het bedoeld is.
Het gaat dus niet om een nog knappere uitleg van afzonderlijke woorden, maar om wat de schrijver bedoelt.

Er is niets nieuws onder de zon.



J.J. Groen en W.S. de Loos PSYCHOSOMATISCHE ASPECTEN VAN DIABETES MELLITUS

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

In 1973 verscheen dit nog geen honderd pagina's tellend boekje, waarvan 63 pagina's in het Nederlands en de rest, waarvan dit stuk een vertaling is, in het Engels. Aannemelijk is dat dit gebeurd is omdat deze benadering van Diabetes Mellitus zo controversieel en dus taboe is, dat er een manier gevonden moest worden om "het gewone volk" deze visie te onthouden. Het blijkt namelijk dat het maar zeer deels een samenvatting is van het eerste gedeelte van het boek en verder bestaat uit verhalen van patiënten, die in het Nederlandstalige gedeelte niet zijn opgenomen, maar wel het helderste licht werpen op de zaak. Het is treffend om te lezen dat 'patiënten' herhaaldelijk te berde brengen dat het optreden of verergeren van de verschijnselen van hun suikerziekte, volgens hen te maken heeft met de levensproblemen waar ze op dat moment mee kampten en hoe dat categorisch door de artsen naar de prullenbak wordt verwezen.

Een andere psychosomaticus, Victor von Weizsäcker verwoordde dat in zijn boek Der Kranke Mensch als volgt: De wetenschap en het gevoel van het eenvoudige volk zijn met elkaar in tegenspraak. Het geloof dat zorg, opwinding en tenslotte ook ergernis en onaangenaamheden een mens ziek kunnen maken, is zeer verbreid. Waarom eigenlijk niet? Alleen in het wetenschappelijk gilde is het zo gelegen, dat de 'psychogenie' van een angina, een pneumonie, een attaque of een diabetes als dubieus en onwaarschijnlijk wordt beschouwd, en dat het sensatie verwekt wanneer een wetenschappelijk onderzoeker dit poneert, maar schrijft vervolgens elders in het boek: De mensen begrijpen niet waarom de ziekte hen treft, omdat ze het verborgen Waartoe niet kennen. Komt er dan een dokter die zich verbeeldt het Waartoe te kennen, dan merkt men in de regel dat de zieke het niet begrijpt, er niets van horen wil of verontwaardigd is. Maar als de mensen het niet begrijpen komt dat voornamelijk omdat de materialistische geneeskunde hen altijd heeft voorgehouden dat alle kwaad van buiten komt, dat mensen niets met hun ziekte te maken hebben en alleen maar toevallige dragers zijn van symptomen, die bestreden moeten worden. De L'Homme Machine die mankementen vertoont en wie daar anders over denkt overtreedt een taboe.

In 1947 schreven de hoogleraren Prick, Bastiaans en Groen een publicatie over Multiple Sclerose, waarin ze de betekenis van persoonlijkheid en conflictsituatie voor het ontstaan, het beloop en de behandeling van MS lieten zien. "Die publicatie is echter nooit verschenen, omdat enkele autoriteiten op het gebied van de klinische neurologie hen destijds met klem ontraadden het geschrift het licht te doen zien. Men achtte de inhoud te zeer indruisend tegen de gangbare opvattingen," staat in het in 1967 alsnog verschenen boek dat, sinds de farmaceuten en technici de macht hebben overgenomen, volledig in vergetelheid is geraakt, zoals de hele psychosomatiek. 'Achterhaald' noemen ze dat dan, niet meer van deze tijd, terwijl ze zich tegelijkertijd op de Bijbel of Darwin beroepen.
De hele natuur streeft onafgebroken naar evenwicht. Homeostase noemt Cannon dat. Elk dier dat instinctief merkt dat er gevaar dreigt maakt zich klaar voor het gevecht of de vlucht. Er vindt een grote aanmaak plaats van stresshormonen, bloeddruk en suiker stijgen, de hartslag neemt toe, de spieren worden gespannen, de zintuigen scherpen en de pijngevoeligheid daalt. En het dier gaat dan ook daadwerkelijk het gevecht aan of slaat op de vlucht en als het gevaar geweken is treedt de rusttoestand weer in en normaliseren alle lichaamsfuncties. Hoe anders de mens, die vluchteling uit de natuur. Hij wordt niet bedreigd, hij voelt zich bedreigd, zit vol angsten die zijn manier van leven in zijn onbegrepen wereld met zich meebrengen, waarbij alle fysiologische reacties kunnen optreden die bij het dier plaatsvinden. Maar wat doet hij? Gaat hij op de vlucht? Gaat hij het gevecht aan? Nee natuurlijk niet, want hij heeft geleerd dat vluchten toch niet meer kan, dat hij nu eenmaal gevangen zit in zijn huwelijk, gezin, familie, baan, kerkgenootschap, tradities, gewoonten, overtuigingen en alle andere tralies waarmee hij zijn gevangenis heeft geconstrueerd, waarin hij zich heeft opgesloten en op laten sluiten. Hij is "zoet," hij is beschaafd, hij beheerst zich, kropt het op, rationaliseert het gevaar weg, houdt zich voor dat het allemaal wel meevalt en gaat met zijn symptomen naar de dokter, die hem vertelt dat hij een ziekte heeft, die behandeld moet worden, waarmee zijn terugweg geblokkeerd wordt. In Bodily Changes in Pain, Hunger, Fear and Rage, gepubliceerd in 1927 beschrijft Walter Cannon het optreden van verhoogde suikerspiegels in het bloed bij vastgebonden katten die door een keffend hondje bedreigd werden. Door twee Duitse onderzoekers, Bohm en Hofmann, werd dat in 1878! Fesselungsdiabetes genoemd, maar zij vermeldden ook dat de bloedsuiker weer naar een normaal niveau daalde als de kat bevrijd werd en de hond verdween.

In wezen is alle suikerziekte bij de mens dus ook Fesselungsdiabetes, waar de farmaceutische industrie schatten aan verdient. Maar de gevangenen blijven gevangenen. Diabetes wordt niet genezen, het diabetesonderzoek houdt zich vrijwel uitsluitend bezig met de behandeling, nooit met de zin, nooit met de betekenis. Je kunt het vergelijken met een drenkeling, aan wie door horden hulpverleners (ook allemaal drenkelingen) reddingsmateriaal en proviand wordt toegeworpen, maar die nooit meer naar de wal mag terugkeren. Eenmaal drenkeling, altijd drenkeling, een chronische en ongeneeslijk "ziekte."
Dat is ook de zwakte van onderstaand artikel. De "patiënten" beschrijven hun gevangenis, waaruit ze niet konden of durfden te ontsnappen, en terwijl Groen en Loos dat duidelijk signaleren, worden zij de nieuwe cipiers, die de gevangenen vertellen dat ze moeten leren leven met het symptoom, schrijven hen een nieuw regiem voor en controleren hen. Hun patiënten zijn dan wel boos, verdrietig, depressief en wanhopig, maar hebben een ziekte en zij houden hen ziek. En het tragische is dat dat voor elke ziekte geldt. Elk symptoom is een signaal van een verbroken evenwicht. Symptomen worden samengevoegd en heten dan ziekten, die behandeld worden, zodat het evenwicht nooit meer kan terugkeren. Zoals Gurdjieff schreef: "Er zijn maar twee soorten artsen, de ene verhindert je te leven en de andere helpt je te sterven."

De hele geschiedenis door zijn er mensen geweest die beweerden dat de geneeskunde een doodlopende weg was ingeslagen. Ze werden belachelijk gemaakt, voor gek versleten en doodgezwegen. Geneeskunde is een verkapte religie, met een priesterdom en gelovigen. Artsen zijn wetenschappelijke gelovigen, die zich bekennen tot een vakgebied, een wetenschappelijk paradigma, met bijbehorende geloofsartikelen. Meedoen mag uitsluitend als de vigerende dogma's worden aanvaard, het groepsjargon gebezigd wordt en mede stelling genomen wordt tegen alles wat de groep bedreigt. Dat wil dus zeggen dat per definitie alles wat tegen het groepsbelang ingaat, alle boeken, geschriften of artikelen, door alle groepsleden als onzin, obsoleet en krankzinnig afgedaan moeten worden. Mensen censureren zichzelf, sluiten zich af voor alles wat hun moeizaam geconstrueerde wereld- en zelfbeeld kan verstoren; weren alles wat hun tot een bepaalde groep behoren kan bedreigen, die groep die hen ogenschijnlijk veiligheid, vertrouwdheid en aanspraak biedt. Het maakt niet uit of dat gezin, familie, beroepsgroep, kerkgenootschap, politieke partij of de bridgeclub is. Veranderen van mening of geloof, dus wereld- en zelfbeeld, is levensgevaarlijk, omdat de peergroup dat sanctioneert met uitsluiting. "We kennen je niet meer," zeggen ze dan, "je bent veranderd; je moet maar gauw weer de oude worden." Maar wat misschien nog belangrijker is, is dat veranderen inhoudt dat je tot de conclusie komt dat je je tot dan toe vergist hebt. Natuurlijk zijn er velen die noodgedwongen vervreemden van hun oorspronkelijke groep, maar zich dan wel vervolgens aansluiten bij een nieuwe groep, met andere geloofsartikelen, normen en waarden. Mensen lezen alleen wat hun wereld- en zelfbeeld bevestigt en anders lezen ze alleen de passages die dat doen en ze zijn ontzettend knap en door de wol geverfd om zich af te sluiten van wat ze niet durven te weten. Negatieve dissonantie heet dat tegenwoordig zo fraai en eufemistisch, maar het is natuurlijk gewoon zelfbedrog.

"Dat ze boos op mij zijn, omdat ik anders schrijf dan wat hun schrijvers verkondigen, is het gevolg van hun eigen onwetendheid en niet van de mijne. Want mijn geschriften staan, zoals deze bewijzen, niet buiten, maar integendeel diep geworteld in datgene, wat de basis van de geneeskunde vormt en te zijner tijd zal dit wel blijken. Dat ze morren tegen dergelijke actuele geschriften als de mijne heeft een gegronde oorzaak: Niemand jammert, die niet gekwetst is geworden, niemand wordt gekwetst, of hij moet kwetsbaar zijn en alles is kwetsbaar wat vergankelijk en niet van blijvende aard is. Deze mensen jammeren luidruchtig, omdat hun kunst broos en vergankelijk is en dat is de reden, waarom ze hun geschreeuw tegen mij aanheffen. De geneeskunde zelf doet dat niet, want zij is onvergankelijk en al zodanig gebaseerd op onsterfelijke grondslagen, dat de hemel en de aarde eerder verdwijnen zullen, dan dat de geneeskunde te gronde zal gaan. Wanneer nu de geneeskunde mij met rust laat, waarom zou ik me dan laten verontrusten door het geschreeuw van die geneesheren met hun vergankelijke kunst? Ze schreeuwen alleen maar, omdat ik ze versla en verwond: - dat is een bewijs, dat ze ziek zijn waar het de geneeskunde betreft. En één van de symptomen van hun ziekte is hun strijd tegen mij, omdat ze het niet aangenaam vinden, dat ik ze ontmaskerd en aan de kaak gesteld heb. De hoogst geplaatsten onder hen zijn tegen mij gekant, omdat ik niet uit hun school kom, noch schrijf op de manier, zoals zij het doen. Wanneer ik echter zo schreef, zou ik de blaam op mij laden van bedrog, want de geschriften der antieken zijn gebleken onjuist te zijn. Zouden diegenen die daaruit voortgesproten zijn, dan geen verkeerde inzichten hebben...?"

Paracelsus, uit: Opus Paragranum, 1529, postuum verschenen.



Jerome K. Jerome HET NIEUWE UTOPIA

Inleiding bij deze vertaling:

Jerome schreef dit satirisch verhaal naar aanleiding van het boek Mensen als Goden van zijn vriend H.G. Wells. Wells was een kritiekloze aanbidder van de wetenschap, een techno-utopist, die in de wetenschap de grote heilbrenger zag. Jerome extrapoleert diens visie en laat genadeloos zien, dat Wells utopie, zoals alle geconstrueerde utopieën, onherroepelijk uitdraait op een gruwelijke dystopie. De al dan niet imaginaire toekomstfantasieën van mensen als Plato, Bacon, Campanella, Spinoza, Rousseau, Bellamy en soortgelijke, zijn in wezen allemaal dystopieën, zoals Swift, Voltaire, Mandeville, Mercier, Orwell, Zamyatin, Boelgakov, Platonov en vele anderen onmiskenbaar laten zien. Zie Douwe Fokkema's Perfect Worlds, Utopian Fiction in China and the West. Socialisme, communisme en kapitalisme zijn in wezen verkapte religies en voor allemaal geldt dat het doel, hoe vaag, kortzicht en ondoordacht dan ook, de middelen heiligt.



Edward Bellamy VOOR WIE DIT LEEST

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

In deze parabel wijst Edward Bellamy op het bedrieglijke, leugenachtige en ontoereikende van de taal, maar hij was niet de eerste en de laatste die dat begrepen had.

Zhuang Zi schreef vierentwintighonderd jaar geleden:

"De wereld denkt, dat de beste verklaring van Tau in boeken is te vinden. Maar boeken zijn slechts een verzameling van woorden. Woorden hebben iets kostbaars in zich; dat is de gedachte, die zij dragen. Maar die gedachte is het gevolg van iets anders, en juist dat andere kan niet in woorden worden uitgedrukt. Wanneer de wereld om de waarde, die zij aan woorden hecht, die overbrengt op boeken, kan zij waarderen, wat geen waardering verdient; want wat zij waardeert is niet de werkelijke waarde."

Erasmus was in De Lof der Zotheid nog duidelijker:

"Want dat simpele volk uit de gouden eeuw, met geen wetenschap gewapend, leefde enkel volgens de leiding en ingeving der natuur. Waar diende grammatica immers toe, daar allen dezelfde taal hadden en men van het spreken niets anders eiste dan dat de een de ander begreep? Wat was het nut van dialectiek, daar er immers geen enkele strijd tussen botsende meningen bestond? Waar had men redeneerkunst nodig, daar niemand de ander last bezorgde? Waartoe zou men de wijsheid der wetten verlangen, daar er geen slechte zeden bestonden waaraan ongetwijfeld de goede wetten hun bestaan danken? Voorts waren ze te vroom dan dat ze uit zondige nieuwsgierigheid de geheimen der natuur, de afmetingen, bewegingen en invloeden der hemellichamen, de verborgen oorzaken der dingen naspeurden, daar ze het ongeoorloofd achtten dat een sterfelijk mens méér kennis tracht te vergaren dan hem is toebedeeld. Om te vragen wat er boven de hemel was - die waanzin kwam zelfs niet bij hen op! Maar toen de zuiverheid van het gulden tijdperk geleidelijk verdween, zijn het eerst door kwade geesten, zoals ik al zei, de wetenschappen uitgevonden, weinige nog maar en ook maar door weinigen aanvaard. Later heeft het bijgeloof der Chaldeeën en de lichtzinnigheid der luierende Grieken er ontelbare aan toegevoegd, je reinste levensmartelingen, zozeer dat zelfs de grammatica alleen al meer dan voldoende is om je een leven lang te folteren."

In zijn émile schreef Jean-Jacques Rousseau:

"Onze talen zijn menselijke creaties. Lange tijd heeft men gezocht naar een natuurlijke, alle mensen eigen zijnde taal; en die bestaat ook stellig, het is de taal die de kinderen spreken voordat ze kunnen praten. Het is een taal die niet gearticuleerd is, maar wel geaccentueerd, helder en verstaanbaar. Wanneer we leren spreken, wordt die taal veronachtzaamd en raakt ze praktisch in vergetelheid."

Gustav Flaubert vermeldt in Madame Bovary:

"Taal is een gebarsten ketel waarop wij wijsjes trommelen, waarop beren kunnen dansen, terwijl we sterren hadden willen vertederen."

In De Opstand der Horden schrijft Ortega y Gasset:

"De zuivere waarheid is namelijk dat het de mens onmogelijk is zich met zijn gelijken te verstaan omdat hij gedoemd is tot volstrekte eenzaamheid en hij zich dus uitput in vruchteloze pogingen zijn naaste naderbij te komen ......wanneer de mens begint te spreken doet hij zulks omdat hij meent dat hij zal kunnen zeggen wat hij denkt. Welnu, dat is het bedrieglijke. Zover reikt de taal niet.......duo si idem dicunt non es idem."

En tot slot Abel Herzberg in zijn novelle Drie Rode Rozen:

"Al door het zeggen van het woord, deelt men, scheidt men en schendt het alomvattende, dat men niet kent." Dat alomvattende, die eenheid, noemt hij God "en wij, fragmenten als wij zijn en fragmenten die wij maken, zijn niet in staat hem in beeld of in woord en zelfs niet in gedachten te vatten. En wij verlangen dat; wij hunkeren ernaar. Wij zijn niet tevreden met het fragment, wij moeten de Eenheid beleven."

"Talen zijn menselijke creaties" schrijft Rousseau, en die menselijke creaties dienen om een door de mens gecreëerde maatschappij, waarin ongelijkheid heerst tussen de mensen en intermenselijke verhoudingen op macht gebaseerd zijn, in stand te houden, "waarin mensen volstrekt eenzaam zijn en zich dus uitputten vruchteloze pogingen zijn naaste naderbij te komen" volgens Ortega. De taallozen in deze wereld zijn de dieren en de kleine kinderen, waarvan de eersten het uitstekend kunnen stellen zonder taal en de laatsten aangepast moeten worden aan de grote-mensenwereld en dus even leugenachtig moeten worden als hun opvoeders.

In dit verhaal schaft Bellamy weliswaar de gesproken taal af, maar laat hij gedachten bestaan, maar beiden kunnen niet zonder elkaar en de ontwikkeling van het ene loopt in de pas met die van het andere. Kleine kinderen zijn aanvankelijk alleen aangewezen op de nonverbale communicatie. Ze voelen angst, boosheid, onzekerheid en spanning bij hun opvoeders als ze leren praten is die eigenschap niet meteen verdwenen, maar ze signaleren daarnaast ragfijn als er een discrepantie bestaat tussen wat grote mensen zeggen en laten zien. De zogenaamde "helder"zienden of gedachtelezers, weten niet wat zich in het hoofd van de ander afspeelt, maar ze kijken en luisteren gewoon heel goed en zien diezelfde discrepantie. Er klopt iets niet, er is een verschil tussen binnen en buiten.

Kan de mens dan zonder taal? Natuurlijk kan dat, maar niet in een wereld waarin geen mensen, maar alleen identiteiten rondlopen, die allemaal een verschillend samenraapsel van meningen vertegenwoordigen, die ze zich eigen hebben gemaakt. Mensen zijn het altijd met elkaar eens, alleen identiteiten maken ruzie en voeren oorlogen.

Na zijn terugkeer in de wereld van identiteiten, "dat schokkende Babel van een natie van praters, die bittere schijnvertoning," verzucht de hoofdpersoon dat het zonder twijfel beter is dat hij doodgaat. Hij voelt dezelfde weerzin als Gulliver, na zijn verblijf bij de Houyhnhnms, terugkeert bij de Yahoo's in Engeland, naar zijn tuintje in Redriff. "Ik zal oprecht naar mijzelf in de spiegel kijken, om mij op die manier zo mogelijk langzamerhand eraan te wennen om de aanblik van een menselijk wezen te verdragen.....Maar als ik een klomp wanstaltigheid en ziekten van lichaam en geest zie, opgezadeld met hoogmoed, dan loopt de maat van mijn geduld meteen over. Ik zal ook nooit kunnen begrijpen hoe zo'n dier en zo'n ondeugd met elkaar kunnen stroken."



Félicité Robert de Lamennais WOORDEN VAN EEN GELOVIGE

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

In 1831 protesteerde Lamennais tegen de instemming die Paus Gregorius XVI betoond had voor het neerslaan van de Novemberopstand in Polen in 1830-31. De Paus durfde Lamennais niet rechtstreeks aan te vallen maar deed dat indirect maar overduidelijk in zijn encycliek Mirari Vos. Het gevolg daarvan was het meest apocalyptische en profetische gebed in het Frans, Paroles d'un Croyant, dat Lamennais in 1834 schreef. Het boek sloeg als in bom in onder de intellectuele gemeenschap van Europa. Wat Jesaja voor het Assyrische Rijk geweest was, werd Lamennais voor het Frankrijk van het midden van de negentiende eeuw, maar voor Rome was het de druppel die de emmer deed overlopen. Zo snel mogelijk werd een nieuwe encycliek opgesteld. En op 25 juni 1834 verscheen de zendbrief van de paus: de bul 'Singulari nos'. Nadat het boekje was aangeduid als gering van omvang, maar overweldigend van boosheid - 'libellum, mole quidem exiguum, pravitate tamen ingentem' - werd het, volgens de gewoonte van de katholieke Kerk, veroordeeld, en in alle eeuwigheid verdoemd. Door het Vaticaan werden zes boeken van Lamennais, die in hun ogen eens zo'n trouwe apologeet van de Kerk geweest was, op de Index geplaatst.

Toen Lamennais de Woorden van een Gelovige schreef, had hij nog geen afstand genomen van de Roomse Kerk, noch van een aantal christelijke dogma's en de terminologie, die heel dit boekje kleuren. Hoewel hij nooit expliciet over zijn mystieke ervaringen heeft geschreven, zijn bijvoorbeeld paragraaf XXVI en vooral de slotparagraaf onmiskenbare en onvervalste getuigenissen van iemand die Plato's grot verlaten heeft en daar het "licht" aanschouwde, zich één met het Al, met al het zijnde, met God, of hoe je dat ook wilt noemen, gevoeld heeft, maar zoals hij in paragraaf XXVI beseft dat hij dat niet duidelijk kan maken aan mensen die dat niet hebben ervaren en het dus, in een vergeefse poging, onbeholpen in het hem enige bekende jargon, het christelijke, giet. Vergeef het hem, filter het er zelf uit, maak van "de Vader" bijvoorbeeld het Higgsveld, het numineuze, de substantie of immanente kracht, van "de Zoon," dan het Higgsdeeltje, dat vorm geeft aan het die kracht en het Zijnde, de hele schepping teweegbrengt en van "de Geest" de kracht die aan al het levende leven en aan de mens daarenboven zijn bewustzijn geeft. Het is dus duidelijk dat "de Zoon" en "de Geest" uitgaan van "de Vader" en dus in de christelijke terminologie drie Goden zijn die in wezen één God zijn. Daar heb je dus het CERN niet voor nodig, want kennis, schrijft Lamennais is vergeleken met wijsheid maar een kleine zwarte stip. En natuurlijk is er geen Jezus geweest, die voor onze zonden aan het kruis zou zijn gestorven, laat staan dat hij ons daardoor vrijgekocht zou hebben, maar hij is de metafoor voor het geweten. Het evangelie is slechts een geconstrueerd verhaal met Jezus ook als het prototype van de mens, de mens die samenvalt met zichzelf, met zijn geweten, dus zichzelf is en een boodschap en die boodschap is dezelfde als die van Lamennais, vrijheid gelijkheid en broederschap en dan komt dat aards paradijs vanzelf.

De componist Franz Liszt die zich aanvankelijk in Parijs in de kringen van Saint-Simonisten bewoog, sloot een innige vriendschap met Lamennais. Hij had ook enkele malen een mystieke ervaring gehad en voelde zich dus zeer thuis bij zijn zielsgenoot. Hij schreef ooit over Lamennais: "Hij is werkelijk een prachtig, wonderbaarlijk en volstrekt uitzonderlijk mens. Zo geniaal en zo gevoelvol. Edelmoedig, mededogend, met een hartstochtelijke bezieling, scherpzinnig, met en ruimhartig en diepzinnig oordeelsvermogen, de eenvoud van een kind, een verheven gedachtegoed en een krachtige ziel - in hem is alles te vinden wat iemand Gods evenbeeld maakt. Nooit heb ik hem het woord "ik" horen zeggen."



Upton Sinclair ZE NOEMEN ME TIMMERMAN, EEN VERHAAL OVER DE WEDERKOMST VAN CHRISTUS

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

In het naschrift bij dit boek schrijft Upton Sinclair: "Wij leven in een tijdperk, het eerste in de mensengeschiedenis, waarin de godsdienst volkomen geweerd wordt uit de politiek en de politiek uit de godsdienst. Het is dus mogelijk dat miljoenen mensen dit verhaal zullen lezen en denken dat het gewoon een grap is en niet beseffen dat het een letterlijke vertaling is van het leven van de grootste revolutionaire martelaar aller tijden, de stichter van de eerste proletarische partij ter wereld, naar de huidige tijd."
En zo is dat. Maar in feite is het even onbelangrijk of die Jezus al dan niet bestaan heeft, als het ertoe doet wie de postbode is die een belangrijke brief bezorgt. Dat geldt overigens evenzeer voor bijvoorbeeld Lao Tzu, de Boeddha, Socrates en Sneeuwwitje, die niet meer dan boodschappers en dus zelf verder volstrekt onbelangrijk zijn. Iedereen weet immers dat het nooit om de boodschapper, maar uitsluitend om de boodschap gaat. Maar wat de evangelisten die dus al dan niet fictieve figuur laten verkondigen is wel absoluut revolutionair.

Je hebt niet eens zoveel gezond verstand nodig om via gewoon consequent doorredeneren tot die conclusie te komen. De oproep om de andere wang toe te keren, niet te oordelen, overal afstand van te doen- dat wil zeggen, niet alleen van je materiële bezittingen, maar ook je meningen, tradities, aangeleerde normen en waarden, alles wat je gelooft, kortom al je vooroordelen - je vijanden lief te hebben, je niet te bekommeren om de dag van morgen en volmaakt te zijn, staat haaks op alles wat in onze eigen gecreëerde en door ons zelf in stand gehouden wereld van hebzucht, leugens, prestaties, plannen maken, meningen verkondigen, macht, wetenschappen en godsdiensten, normaal wordt gevonden. Logischerwijs kan die boodschap alleen maar leiden tot het terugdraaien van de omgekeerde wereld waarin wij leven. De consequentie is een wereld die nog net wat verder gaat dan wat communisten en socialisten verkondigd hebben, een wereld van waarachtige vrijheid, gelijkheid en broederschap, die alleen mogelijk is als mensen bereid zijn alles op te geven dat hen van elkaar scheidt.

Sinclair was een rebelse schrijver. In 1904 werkte hij als een Günter Wallraf avant la lettre zeven weken in een vleesfabriek in Chicago en schreef daarna zijn onthullende en vernietigende boek The Jungle, wat hem niet in dank werd afgenomen. Sinclair schreef daar zelf over: "Mijn opzet was het hart van het publiek te raken, maar het was per ongeluk een stomp in de maag," maar het boek leidde wel tot drastische hervormingen. President Roosevelt schreef over hem: "Ik heb een enorme minachting voor die man. Hij is hysterisch, onevenwichtig en onwaarachtig. Driekwart van wat hij zegt is absoluut onwaar" en deed het allemaal af als "socialistisch."



E.M. Forster DE MACHINE STOPT

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

Meer dan honderd jaar geleden schreef Edward Morgan Forster deze sciencefiction-achtige, profetische parabel met een onherroepelijke apocalyptische afloop. Telegrafie en telefonie bestond toen al, er lagen trans-Atlantische kabels, maar het versturen van beelden via een kabel stond nog in de kinderschoenen. In 1909, toen Forster dit verhaal schreef, waren ze nog niet verder gekomen dan 24 pixels die letters konden vormen. Het jaar daarvoor was van Shelford Bidwell, die al in 1881 in Nature een artikel met de titel Tele-Photography had gepubliceerd, in datzelfde tijdschrift het artikel Telegraphic Photography and Electric Vision opgenomen, waarin hij een opsomming gaf van de vrijwel onoplosbare problemen die dat met zich meebracht. Het is niet bekend of Forster dat stuk gelezen heeft, maar met een bewonderenswaardige vooruitziende blik voorspelt hij in dit verhaal het internet, dat hij de Machine noemt, de ICT, de tablet en de domotica waarbij alles in huis aangestuurd wordt via de Machine, maar ook hoe onderlinge contacten veranderen in virtuele en angst voor lichamelijk contact teweegbrengt, de horror silentii, de angst voor stilte, die geweerd wordt door onafgebroken muziek uit muziekmachines en de uiteindelijke totale afhankelijkheid van een door de mens zelf gecreëerde, uiterst kwetsbare infrastructuur, en dat allemaal onder de noemer vooruitgang.

De Machine is een equivalent van The Matrix en ontsnappen aan de Machine vergelijkbaar aan ontsnappen aan The Matrix. Neo is de hedendaagse Kuno en allebei zoeken ze een uitweg naar buiten, uit de hel of Plato's grot, waarmee deze parabel ook veel overeenkomsten vertoont, gedreven door een weten dat er een ander leven mogelijk is, dan dit overleven in een zelfgecreëerd tranendal, deze hel waarin mensen ronddwalen, onder leiding van al die deskundigen die hen verzekeren dat dit het echte leven is. Het vonnis dat door de achtergeblevene in Plato's grot uitgesproken werd over de vermetele die boven een kijkje was gaan nemen, was de dood; het vonnis van de Machine is Ontheemding en Ontheemd zijn betekent de dood, schrijft Forster, "want de Machine voedt ons, kleedt ons en verschaft ons onderdak; via haar praten we met elkaar, via haar zien we elkaar, in haar bestaan we. De Machine is de vriend van nieuwe ideeën en de vijand van bijgeloof; de Machine is almachtig, eeuwig; gezegend de Machine."



Mark Twain DE TSAAR IN GESPREK MET ZICHZELF

Inleiding bij deze vertaling:

In hetzelfde jaar dat Mark Twain zijn vernietigende satire King Leopold's Soliloquy (Koning Leopold in gesprek met zichzelf) schreef over diens schrikbewind in zijn privé-kolonie Kongo-Vrijstaat, die drie jaar na het verschijnen van verhaal geannexeerd werd door de Belgische staat, publiceerde hij een even vernietigend stuk over de Russische Tsaar, bijgenaamd Bloedige Nikolaas, The Czar's Soliloquy, waar het volgende een vertaling van is. In 1918 werd de Tsaar, samen met zijn gezin geëxecuteerd.
Maar het gaat niet alleen over de Tsaar, want Twain zegt ook zeer gedenkwaardige dingen over de functie van kleren in het algemeen, die iedereen die in deze wereld gekleed gaat zich zou kunnen of moeten aantrekken.

Wat zou een man zijn - wat zou iedereen zijn - zonder kleren? Zodra iemand daarbij blijft stilstaan en nadenkt over die vraag, realiseert hij zich dat een man zonder zijn kleren helemaal niets zou zijn; dat kleren niet gewoon de man maken, ze zijn de man; dat hij zonder ze een nummer is, een leegte, een niemand, niets

Maar dat geldt niet alleen voor de man, maar evenzeer voor de vrouw. Niet alleen dat mensen een deel van hun identiteit, de rol die ze noodgedwongen spelen in deze wereld, dus wat ze niet zijn, ontlenen aan hun kleren, maar daarnaast dienen ze om alle afwijkingen te camoufleren die het gevolg zijn van het onnatuurlijke leven dat ze leiden. Ooit werden ze geboren als prachtige, gave kindertjes, volmaakt van lijf en leden, maar in het keurslijf van de "beschaving" zijn ze langzaam maar zeker verkreukeld, verlittekend en beschadigd. Pluk honderd mensen van de straat, ontdoe ze van hun kleren, make-up en alle hulpmiddelen, brillen, lenzen, prothesen, om nog maar niet te spreken van hun geverfde haren, alles wat ze onthaard hebben, al het kapperswerk, heup- knie- en borstprothesen, botox en andere plastische correcties, dan ontvouwt zich voor onze ogen een deerniswekkend en wanstaltig tafereel, en is het duidelijk waartoe de hele kledingindustrie in het leven is geroepen. "Een ruime meerderheid van de bevolking, 61%, draagt een bril of contactlenzen. Op oudere leeftijd ontkomt bijna niemand hieraan. Daarnaast heeft bijna een derde van de 75-plus mannen een hoorapparaat en ruim een derde van de 75-plus vrouwen een looprek, rollator of scootmobiel."(Bron CBS)
Dat is de wereld van de grote mensen, met hun schaamtegevoel, waarin schaamteloze kindertjes geboren worden en waaraan ze zich aan moeten passen omdat zij moeten worden zoals zij.
Weemoedig dichtte Annie M.G. Schmidt:

Dit is het land, waar grote mensen wonen.
Je hoeft er nog niet in: het is er boos.
Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,
en altijd is er weer wat anders loos.

En in dit land zijn alle avonturen
hetzelfde, van een man en van een vrouw.
En achter elke muur zijn and're muren
en nooit een eenhoorn of een bietebauw.

En alle dingen hebben hier twee kanten
en alle teddyberen zijn hier dood.
En boze stukken staan in boze kranten
en dat doen boze mannen voor hun brood.

Een bos is hier alleen maar een boel bomen
en de soldaten zijn niet meer van tin.
Dit is het land waar grote mensen wonen...
Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.

Maar ze moeten er vroeg of laat toch in, met alle consequenties van dien,



Taras Zakydalsky HET MENSBEELD IN DE FILOSOFIE VAN SKOVORODA

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

In Die Welt als Wille und Vorstellung (Bk. 2, hfdst. 48) schrijft Schopenhauer:

"In de ruimste zin des woords, is mystiek elke aanleiding tot het rechtstreeks gewaarworden van wat niet gezien en begrepen kan worden en buiten het bereik van kennis ligt. Mijn filosofie onderscheidt zich van de mystiek, doordat de laatste van binnenuit begint en ik van buitenaf. Ik bedoel dit: de mysticus gaat uit van zijn innerlijke, individuele ervaring, waarin hij zichzelf ervaart als het middelpunt van de wereld en het eeuwige, enige Wezen. Maar daarover valt niets anders te uiten, dan alleen maar beweringen die men op zijn woord moet geloven. Overtuigen kan hij niet."

Hiermee geeft hij een heldere beschrijving van het onoverbrugbare verschil tussen de filosoof en de mysticus. In Plato's Allegorie van de Grot is de mysticus iemand die de grot verlaten heeft en weer teruggekeerd is, en de filosoof iemand die in de grot de schaduwen probeert te duiden. De mysticus heeft iets ongelofelijks ervaren wat hij niet in woorden uit kan drukken, de filosoof zit geketend na te denken over het leven in de grot. Maar dan begint het probleem voor de mysticus, hij die het "licht" gezien heeft. Wat hij ervaren heeft, kan hij niet overbrengen. D.T. Suzuki zegt daarover:

"Dat we hier met het gewone denken voor zo'n raadselachtige tegenspraak staan komt door het feit dat we voor het overbrengen van en innerlijke ervaring, die in zijn diepste wezen boven de taal uitstijgt, toch de taal moeten gebruiken."

Maar de hamvraag is natuurlijk, waarom moet iemand die iets meegemaakt heeft dat niet in woorden valt uit te drukken, dat in godsnaam toch proberen? Waarom volstaat hij niet met zijn ervaring in superlatieven te kwalificeren, als fantastisch onvoorstelbaar, ongelofelijk, volmaakt gelukkig, een volmaakt vredig gevoel, alles weten en begrijpen, enzovoort? Waarom moeten ze zonodig kosmogonieën en kosmologieën construeren, nieuwe begrippen introduceren, of oude begrippen en boeken uit de grot hanteren, zoals God, hemel, de Christus, waarheid, geloof, spiritueel, hart, en al die andere die in de grot allemaal al millennia lang op allerlei manieren geïnterpreteerd zijn en tot de grootste misverstanden geleid hebben en dat nog steeds doen? Nou valt dat bij Skovoroda nog mee, maar bijvoorbeeld Johannes van het Kruis, Ruusbroeck en Theresia van Avilla, die voor mystici doorgaan, kunnen er wat van. Die andere invloedrijke tijdgenoot van Skovoroda, de Zweedse mysticus Emanuel Swedenborg maakt het helemaal bont als hij bijvoorbeeld in Vera Christiana Religio schrijft:

"Er zijn twee bovenaardse Londens. Wanneer mensen sterven verliezen ze hun aard niet. De Engelsen behouden het intieme licht van het intellect en hun respect voor gezag; de Nederlanders gaan door met handeldrijven; Duitsers zijn gewoonlijk beladen met boeken, en wanneer iemand ze een vraag stelt, consulteren ze eerst het toepasselijke deel alvorens te antwoorden. Moslims zijn het merkwaardigst van allen. Omdat de begrippen Mohammed en religie onontwarbaar met elkaar zijn vervlochten in hun zielen, zorgt God dat ze een engel ter beschikking hebben die doet alsof hij Mohammed is om hen te onderrichten."

Ervaringen zijn ten enenmale niet te verwoorden en niet over te brengen. Iemand die een onvoorstelbare en onbeschrijfelijk schat gevonden heeft, die van het leven een doorlopende gelukzaligheid maakt, kan alleen zijn medemensen de weg wijzen en hen laten zien, mede door zijn voorbeeld, hoe zij zelf ook die schat kunnen vinden. Al het andere is volstrekt overbodig. Een Maserati wordt evenmin aantrekkelijker door een uitgebreid verslag te geven van de productiewijze of de constructie van de motor of iemand die nog nooit een aardbei geproefd heeft, omstandig uitleggen hoe heerlijk je die vindt. Je kunt volstaan met hem uit te leggen waar hij die kan vinden.

Maar misschien hebben ze dat wel gedaan omdat ze beseften dat de grotbewoners vertellen dat ze in een schijnwereld leven en zich de hele dag met onzin bezig houden en dat ze alle ellende aan zichzelf te danken hebben, nu niet iets dat ze hen in dank zouden afnemen, zoals Plato ook duidelijk verhaalt in zijn Allegorie.

Een andere en misschien wel de belangrijkste vraag is, waarom andere mensen de ware mysticus, de weer mensgeworden mens, zouden moeten navolgen. Mensen weten wat ze hebben en niet wat ze krijgen als ze al hun schijnzekerheden opgeven en de wereld van de schaduwen verlaten. In de Isha Upanishad, volgens Mahatma Gandhi, het summum van menselijke wijsheid, staat:

Wie alle schepsels in zichzelf ziet
En zichzelf in alle schepsels, kent geen vrees
Wie alle schepsels in zichzelf ziet
En zichzelf in alle schepsels, kent geen verdriet
Hoe kan de veelvoudigheid van het leven
Iemand misleiden die ziet dat het één is?

Met andere woorden: ellende, angst, verdriet, ziekten, wanhoop, onzekerheid, pijn en alle andere onaangenaamheden waar de gekooide mens onder lijdt, behoren tot het leven in de grot, het afgescheiden zijn, en daarbuiten heerst alleen maar gelukzaligheid. Het zijn alleen maar symptomen die aangeven dat mensen niet leven zoals ze zouden moeten leven, zich niet laten meedrijven op het leven, maar zich daar hardnekkig tegen verzetten. Maar zoals de ongelovige Thomas zei, laat eerst maar een zien dat gelukkige leven van je, maar helaas is het zo dat wat alleen ervaren kan worden, 'geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord.' Al die symptomen verdwijnen als de mens zijn maskers, zijn rollen, schijnzekerheden, meningen, verleden en toekomst opgeeft en zoals in de Chandoqua Upanishad staat:

Zoals de rivieren, stromend van oost naar west
samenvloeien in de zee en er één mee worden,
vergetend dat ze ooit afzonderlijke rivieren waren,
zo verliezen alle schepselen hun afzonderlijkheid
wanneer ze tenslotte samenvloeien in het zuivere Zijn

Of Gustav Meyrink die het mystieke ervaren beschrijft als:

Ook de fijnste filosofische speurzin en het vermogen om een sluitende logische wereldbeschouwing in elkaar te piekeren, lopen op een zandbank, als het magische beleven en het wakker worden in het eeuwige bewustzijn van het Zelf - het opgaan in het Goddelijke, Scheppende - achterwege blijven; een klap met een bijl op het hoofd, een schot in het hart en de vruchten van alle denken zijn tot stof vervallen.

Er kleven wat bezwaren aan dit stuk van Taras Zakydalsky. De bril waardoor hij naar Skovoroda kijkt is onmiskenbaar christelijk getint, waardoor hij hem dingen toeschrijft die onjuist zijn en de manieren waarop hij waarheid en werkelijkheid door elkaar haalt en het begrip geloof hanteert zijn eigenlijk eerder verwarrend dan verhelderend. De werkelijkheid is het Zijnde, alles wat Is, de waarheid is onaangenaam. De waarheid vertelt wat de werkelijkheid niet is, dat mensen niet echt leven, slapen, "dood" zijn, werken voor de dwazen is, mensen zich alle ellende zelf aandoen en het enige dat de mens hoeft te geloven is dat het ware geluk wel bereikbaar is, maar dat hij daarvoor wel alles moet opgeven. "Uw geloof heeft u gered."

Over wat Skovoroda zegt over de werkelijkheid het volgende. Hij ziet de zichtbare wereld als Maya, schijn, de verf op het canvas, Spinoza's natura naturata, die teweeggebracht wordt door de natura naturans, die de hele buitenkant, de vormen, draagt. Dat beginsel, de impliciete orde, zoals David Bohm dat noemt, brengt de expliciete orde teweeg. Bohm heeft het over het superhologram, waarvan de mens deel uitmaakt, die een eenheid is en alles met elkaar verbindt. "Het onderscheid tussen die twee, materie en geest, is een abstractie. De basis is altijd één." Een individueel bestaan is een hersenspinsel en denken dat je losstaat van die dragende substantie, die de hele schepping draagt en teweegbrengt, is afgescheiden zijn, "van God los." Swedenborg zegt daarover: "Er zijn altijd twee krachten die alles bijeenhouden in zijn samenhang en vorm - een kracht die van buitenaf werkzaam is en een die van binnenuit werkzaam is. Waar die twee elkaar ontmoeten is het ding, dat bijeengehouden wordt (Arcana Cœlestia 3628)." In een ietwat andere bewoording: er bestaat een alomtegenwoordig energieveld, dat door het Higgsveld zodanig gemodificeerd wordt dat er een buitenkant ontstaat, de zichtbare werkelijkheid. Materie opvatten als een samenstel van elementaire deeltjes, is een tragische misvatting, waar wetenschappers zich blind op staren, die ze nooit zelf gezien hebben, maar alleen maar zichtbaar maken in hun detectoren. Ze maken die deeltjes dus zelf en zijn daar vreselijk trots op. Het universum is ondeelbaar en kan niet verdeeld worden in afzonderlijke stukken. Elk ding of deeltje is een manifestatie van de onderliggende eenheid. "Iets dat niet-verbonden is komt nooit voor, want dat zou meteen te gronde gaan" (Swedenborg AC 2556) en Ken Wilber:

De centrale mystieke ervaring kan redelijk goed als volgt omschreven worden: in het mystieke bewustzijn wordt de wereld direct en onmiddellijk ervaren, zonder enige bemiddeling, symbolische uitwerking, conceptualisering of abstractie; subject en object worden een eenheid in een gebeuren buiten tijd en ruimte .... Maar als een fysicus naar de kwantumwereld of de relativistische wereld 'kijkt', dan kijkt hij niet naar de dingen zelf, naar een directe en onbemiddelde wereld, maar naar niets anders dat een stel hogelijk abstracte differentiaalvergelijkingen - niet naar de wereld zelf, maar naar een wiskundige representatie ervan .... Wat een absoluut, radicaal, onoplosbaar verschil met mystiek! En deze kritiek is van toepassing op alle soorten natuurkunde - oude, nieuwe, antiek, moderne, relativistische of gequantiseerde.

Alles, wat dood is, trilt. Niet alleen de dichterlijke dingen, de sterren, de maan, het woud, de bloemen, maar zelfs de witte knoop van een broek, die op straat in een modderplas schittert... Alles heeft een verborgen ziel, die vaker zwijgt dan spreekt. (Kandinsky, Selbstbetrachtungen)

Het object breidt zich uit tot over de grenzen van de verschijningsvormen ervan, doordat wij weten, dat het ding meer is dan de uiterlijke vorm ervan ons laat zien.' (Paul Klee, Wege des Naturstudiums)

Ieder voorwerp bezit twee aspecten: het gewone aspect, dat wij gewoonlijk zien en dat door iedereen gezien wordt, en het spookachtige metafysische aspect, dat slechts enkele mensen in ogenblikken van helderziendheid en metafysische meditatie zien. Een kunstwerk moet iets vertellen wat zich niet in de zichtbare vorm ervan vertoont. (Chirico, Sull'Arte Metafisica).

Skovoroda hamert op zelfkennis als absolute voorwaarde voor het ware geluk, dat voor iedereen bereikbaar is. Het is het afzetten van alle maskers, je ontdoen van alle paradigma's, van alle meningen, van alle gekleurde brillen waardoor je jezelf en de werkelijkheid niet ziet en kan zien. Er zijn twee soorten kennis, de eigenmachtig gecreëerde kennis verworven door naar de werkelijkheid kijken door een gekleurde bril, en de ware kennis, de zelfkennis, wijsheid, waardoor de mens zichzelf ervaart als de microkosmos van de macrokosmos, als een onafscheidelijk gedeelte van de alomtegenwoordige eenheid, en of je die nu God, het Al, het Zijnde, de Natura Naturans of iets ander noemt, het komt allemaal op hetzelfde neer.



Christian Gotthilf Salzmann HOE KINDEREN LIJDEN DOOR DE FOUTEN VAN HUN OUDERS

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

Christian Gotthilf Salzmann (1744-1811) behoorde tot de laat-18e-eeuwse Duitse pedagogen, bekend onder de naam Filantropijnen (genoemd naar de modelschool van Basedow: het Philantropinum in Dessau). Het Filantropisme was de pedagogiek van de Verlichting en was dus gebaseerd op het idee dat er een hoger gezag bestond dan de Rede. Rede en Natuur zijn tweelingzusters en Salzmann pedagogiek probeerde dus een natuurlijke opvoedingsbenadering te zijn, met andere woorden met het gebruik van het gewone gezonde verstand. Dus in overeenstemming met en onmiskenbaar beïnvloed door het Terug naar de Natuur van Rousseau. Basedow, hoogleraar filosofie te Altona, ontwikkelde zijn pedagogische denkbeelden onder invloed van John Locke, die ervan uitging dat de mens als een tabula rasa werd geboren. Omdat de Lutherse orthodoxie zijn denkbeelden niet accepteerde, werd hij afgezet als hoogleraar en wijdde zich daarna aan de hervorming van de pedagogie. In 1771 bewoog prins Frederik van Anhalt-Dessau Basedow ertoe om in Dessau een modelschool en kweekschool voor onderwijzers op te richten. Dat werd het Philantropinum, of de School der Mensenliefde. In 1781 werd hij opgevolgd door Salzmann, maar al snel merkte hij dat het ook daar niet allemaal goud was wat er blonk. Er was een onverkwikkelijke strijd gaande tussen de autoritaire Basedow en zijn medewerkers en bij nader inzien vond hij dat het toch niet de ideale school was. Na onderhandelingen met hertog Ernst II van Gotha, kocht hij in 1783 het landgoed Schnepfenthal aan en stichtte daar zijn eigen school waar hij tot zijn dood in 1811 aan verbonden bleef. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Carl die tot 1848 directeur bleef. De school bestaat nog steeds.

In 1780, schreef Salzmann Een handleiding voor een Onverstandige Opvoeding van Kinderen (Anweisung zu einer unvernünftigen Erziehung der Kinder), dat later verscheen onder de titel Het Kreeftenboekje. Dit boekje was bedoeld als een ironische opvoedingshandleiding, waarin allerlei "omgekeerde" adviezen werden gegeven, met veel voorbeelden; het gaf de ouders raadgevingen over de beste manieren om hun kinderen jaloers, lastig, ongelukkig, ongehoorzaam, lui, enzovoorts te maken. In 1790 verscheen de eerste Nederlandse vertaling die in 1792 al aan de derde druk toe was. In 1906 werd het opnieuw ontdekt in Nederland en beleefde drie drukken bij uitgeverij De Wereldbibliotheek, met een uitgebreide inleiding door Prof. Dr. J. H. Gunning Wzn (1859 - 1951), hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit van Utrecht.

In de pedagogiek heeft altijd hetzelfde gevecht gegolden, dat gebaseerd is op de eeuwigdurende discussie over Nurture en Nature, het tabula rasa en erfelijkheid, dus tussen Wachsen lassen en Führen, tussen een autoritaire en vrije opvoeding, en in Duitsland tussen Salzmann en Moritz Schreber, met andere woorden tussen lastige ouders en lastige kinderen. Wat heeft Salzmann ons na tweeëneenhalve eeuw nog te vertellen?
Het grootste taboe is nog steeds dat ouders iets met het gedrag en ziekworden van hun kinderen zouden hebben te maken. Nog steeds is het zo dat iemand die maar zou wagen om ook maar op dat verband te wijzen, kan rekenen op woede en verontwaardiging. Dat het gedrag van al die als ADHD, PDDNOS en al die andere "gedragsafwijkingen", al die "persoonlijkheidstoornissen" ook maar iets te maken zouden kunnen hebben met het gedrag en communicatie van de opvoeders is vloeken in de kerk. Dat mag niet waar zijn, dus is het niet waar. Zelfs de mogelijkheid dat er een verband zou kunnen bestaan wordt, met name door de desbetreffende patiëntenverenigingen, die in wezen alleen maar op hun eigen gelijk uit zijn, verontwaardigd van de hand gewezen. Iedereen is het er mee eens, dat als een potplant gaat kwijnen, dat altijd iets met de verzorging te maken heeft, maar dat als een kind gaat kwijnen, dat iets met de verzorging of bejegening te maken zou kunnen hebben, ervaren mensen als een beschuldiging.
Salzmann hamert daar op en blijft daarop hameren. Kinderen worden tegenwoordig nauwelijks meer geslagen, maar de macht die verbaal en non-verbaal wordt uitgeoefend is minsten even fnuikend. Mishandeling hoeft helemaal niet fysiek te zijn.
Dat is de boodschap van Salzmann,

Als jullie kinderen ondeugden en gebreken hebben, zoek dan de oorzaak daarvan niet bij hen, maar .....bij jezelf. En dus niet bij genen, aanleg, voedsel, allergieën, slechte vriendjes, of andere factoren die buiten jezelf liggen.

Er valt echter ook een heleboel af te dingen op Salzmann. Zijn kostschool was elitair. Hij vond dat kinderen van alles bijgebracht moest worden, beloonde ze, maar strafte ze ook, maar dat doet niets af aan de kern van zijn boodschap.



Walter Terence Stace MYSTIEK EN FILOSOFIE

(Het artikel staat op verbodengeschriften.nl)

Inleiding bij deze vertaling:

Schrijven over mystiek, door iemand die nooit een zogenaamde mystieke ervaring heeft gehad, wil zeggen dat de schrijver zoals Stace zelf ook zegt, het moet hebben van horen zeggen, dus uit de tweede hand. Maar dat is niet een onoverkomelijk probleem. Het echte probleem ligt in het feit dat, zoals alle mystici allemaal volmondig hebben toegegeven, hun ervaring onuitsprekelijk was, en daar bizar genoeg vervolgens aan een stuk door over meenden te moeten praten en schrijven.

Als iemand probeert uit te leggen of te beschrijven hoe een aardbei er uitziet aan iemand die nog nooit een aardbei gezien heeft, is dat niet zo moeilijk. Hij kan kleur en vorm beschrijven en daar ook nog aan toevoegen dat die ongeveer zo groot is als een pruim en ongeveer even rood als een aalbes. Tot dusver geen enkel probleem, maar als hij probeert duidelijk te maken hoe hij het eten van een aardbei ervaart, schieten alle woorden te kort. En als vervolgens zijn toehoorder aan anderen die ook nog nooit een aardbei hebben gegeten, gaat vertellen dat hij iemand heeft ontmoet die hem in lyrische bewoordingen heeft verteld over het genot van het eten van die dus onbekende vrucht en dat verhaal een eigen leven gaat leiden en wetenschappelijk bestudeerd gaat worden, moet je zonder twijfel heel merkwaardige geruchten krijgen.

Dat geldt dus ook voor de mystieke ervaring. Er zijn de hele geschiedenis door mensen geweest, die iets hebben ervaren, waar ze het allemaal over eens waren dat dat niet in woorden overgebracht kon worden, maar waar ze allemaal hun mond niet over konden houden en dus met behulp van gelijkenissen, metaforen, personificaties, hyperbolen, paradoxen en beelden, allemaal ontleend aan de cultuur waarin ze ondergedompeld waren, honderduit gesproken en geschreven hebben, dus over iets wat per definitie onzegbaar is. "Waarover je niet kunt spreken," zei Wittgenstein, "daarover moet je zwijgen." Dat wil dus zeggen dat al die verhalen van al die mystici niets anders dan geleuter kan zijn. En schrijvers die schrijven over wat mystici hebben geschreven en gezegd, kunnen dus niets anders dan geleuter in het kwadraat voortbrengen.

Maar dat is nog niet alles. Er bestaan ook nog twee soorten mensen die mystici genoemd worden. Mensen die minstens eenmaal, zoals Stace dat definieert, zelf een zogenaamde mystieke ervaring hebben meegemaakt. Dat zijn mensen die een keer, door een samenloop van omstandigheden, "het licht hebben gezien," een keer over de muur van het labyrint, waarin de mensheid haar leven slijt, hebben gekeken, en let wel! geen andere wereld hebben "gezien" maar hebben "ervaren," en sindsdien wanhopig op zoek zijn gegaan naar de uitgang. Dat zijn "de grote mystici" waaronder Ruusbroec, Tauler, Catharina van Siena, Theresia van Avilla, Johannes van het Kruis en Meester Eckhart. Zij zijn de mensen waarover Plato in zijn Allegorie van de Grot schrijft:

"Zou het u soms verbazen dat iemand die van het goddelijke aanschouwen terugkeert naar de menselijke onvolkomenheden daar een slecht figuur slaat en erg belachelijk schijnt wanneer hij, terwijl zijn ogen nog verblind zijn en hij onvoldoende vertrouwd is met de hem omringende duisternis, gedwongen wordt voor het gerecht of elders te disputeren over de schaduwen van de gerechtigheid of over de beelden die de schaduwen veroorzaken en om te debatteren over hun opvattingen van gerechtigheid terwijl zijzelf geen flauw benul hebben van de absolute gerechtigheid?"

En dan heeft Plato in ieder geval nog begrepen dat die "andere wereld" iets met gerechtigheid heeft te maken, terwijl de "grote mystici" doorgaans uitsluitend met hun eigen heil bezig zijn en dus juist daardoor nooit de uitgang kunnen bereiken. Daar vallen dus ook alle LSD-, psilocybine-, marihuana en andere psychedelicagebruikers onder, die zich allemaal voor korte tijd wederrechtelijk toegang tot die "ander wereld" verschaffen, maar helaas niet begrijpen wat ze ervaren.

Maar er is dus nog een ander soort mysticus, niet iemand die een of meerdere "mystieke ervaringen" heeft gehad, maar die het leven mystiek ervaart. Dat zijn mensen die ongewild en gedwongen door omstandigheden, de moeizame weg naar buiten hebben afgelegd, alles hebben op moeten geven en voor wie het leven uiteindelijk een onafgebroken "mystiek ervaren" werd, van wat de pseudo-mysticus slechts op momenten ervaart. Misschien is Lao Tzu degene die daar het dichtstbij komt, maar zoals alle echte mystici heeft hij gezwegen. Bertold Brecht dichtte over hem:

Naar boven

Deel 1   Deel 2   Deel 3   Deel 4

Home