Een essay, als discussiestuk voorgedragen tijdens de bijeenkomst van het Historisch en Antiquarisch Genootschap van Hartford, en inzending voor de Prijs van Dertig Dollar. *
[*] Prijs niet geaccepteerd.
Bedenk dat het niet mijn bedoeling is om u het idee te geven dat de gewoonte om te liegen onderhevig is geweest aan enig verval of onderbreking - nee, want de Leugen, als Deugd, als Principe, is eeuwig. De Leugen, als tijdverdrijf, als troost, als toevlucht in tijden van nood, de vierde Gratie, de tiende Muze, de beste en meest betrouwbare mensenvriend, is onsterfelijk en kan zolang dit gezelschap blijft bestaan, niet van de aardbodem verdwijnen. Mijn aanklacht gaat alleen maar over de verloedering van de kunst van het liegen. Geen enkel hoogstaand iemand, geen enkel oprecht denkend iemand, kan het huidige lompe en slordige liegen aanzien zonder verdrietig te worden, als hij ziet hoe een edele kunst zo te grabbel wordt gegooid. In dit gezelschap van oude rotten in het vak, waag ik mij vanzelfsprekend met enige schroom aan dit onderwerp. Het is alsof een oude vrijster de moeders van Israël probeert bij te brengen hoe ze hun kinderen moeten opvoeden. Het zou mij niet sieren, heren, als ik op u, - die bijna allemaal ouder bent dan ik - en wat dit betreft mijn meerdere bent - kritiek zou hebben. En ik vertrouw erop, als het er hier en daar op zou kunnen lijken dat ik dat toch doe, dat het in de meeste gevallen eerder uit een soort van bewondering dan uit muggenzifterij voortkomt. Sterker nog, als deze meest verfijnde van de fijne kunsten overal de aandacht, de bemoediging en de zorgvuldige uitoefening en ontplooiing had gekregen, die dit gezelschap aan haar heeft gewijd, zou ik deze jammerklacht niet hoeven te uiten of er ook maar een enkele traan over hoeven laten. Ik zeg dit niet om u te vlijen. Ik zeg dit oprecht en als een blijk van erkentelijkheid. (Het was mijn bedoeling om, wat dat betreft, namen te noemen en tekenende voorbeelden te geven, maar signalen uit mijn omgeving hebben mij gewaarschuwd om mij te hoeden voor persoonlijke vermeldingen en mij te beperken tot algemeenheden.)
Er bestaat niets waar mensen meer van overtuigd zijn dan dat liegen een noodzakelijk gevolg van onze omstandigheden is - en de conclusie dat het dus een Deugd is, is daarom vanzelfsprekend. Geen enkele deugd kan zonder een zorgvuldige en ijverige veredeling haar hoogste verdienste bereiken, en daarom ligt het voor de hand dat ze op openbare scholen onderwezen dient te worden - en zelfs in de krant. Wat voor kans maakt de onwetende en onontwikkelde leugenaar tegenover de ontwikkelde deskundige? Wat voor kans maak ik tegenover Mr. Doorgaans - tegenover een jurist? Deskundig liegen, dat is wat de wereld nodig heeft. Soms denk ik dat het zelfs beter en veiliger zou zijn om helemaal niet te liegen, dan om ondeskundig te liegen. Een onbeholpen en onwetenschappelijke leugen is vaak even vergeefs als de waarheid.
Laten we nu eens kijken wat de filosofen daarover zeggen. Denk aan dat eerbiedwaardige gezegde: kinderen en gekken vertellen altijd de waarheid. De conclusie is duidelijk: volwassenen en geleerde mensen vertellen die nooit. De historicus Parkman zegt: "Het principe van de waarheid zou op zichzelf tot een absurditeit kunnen leiden." In hetzelfde hoofdstuk zegt hij ergens anders: "Het is een oud gezegde dat de waarheid niet altijd gezegd zou moeten worden; en mensen die, geplaagd door een ongezond geweten, die regel gewoonlijk overtreden zijn idioten en lastposten." Dat is krachtige taal, maar waar. Niemand van ons zou kunnen leven met iemand die de hebbelijkheid heeft om de waarheid te spreken, maar godzijdank hoeft niemand van ons dat. Een notoire waarheidsspreker is gewoonweg een onmogelijk schepsel. Hij bestaat niet en heeft nooit bestaan. Natuurlijk zijn er mensen die denken dat ze nooit liegen, maar dat klopt niet - en die onwetendheid is juist een van de dingen die onze zogenaamde beschaving te schande maken. Iedereen liegt - elke dag, elk uur, wakend en slapend, in zijn dromen, in vreugde en verdriet en zelfs als hij zijn mond houdt, spreken zijn handen, zijn voeten, zijn ogen en zijn houding bedrog - en met opzet. Zelfs tijdens de preek .... maar dat is banaal.
In een land, hier ver vandaan, waar ik ooit heb gewoond, plachten de dames bij elkaar op bezoek te gaan, onder het menslievende en aardige voorwendsel dat zij elkaar wilden zien. En als ze dan weer thuiskwamen, spraken zij daar meestal opgewekt over en zeiden: "Wij hebben zestien bezoeken afgelegd en hebben ontdekt dat veertien mensen uit waren - en daarmee bedoelden zij niet dat zij iets belangrijks over die veertien hadden ontdekt - nee, dat was alleen maar een alledaagse uitdrukking om aan te geven dat ze niet thuis waren - en met de manier waarop ze dat zeiden gaven ze uitdrukking aan hun uitbundige plezier over dat feit. Hun doen alsof zij die veertien wilden zien - en die andere twee, waarmee ze minder geluk hadden gehad - was dus de meest alledaagse en milde vorm van liegen, die genoegzaam wordt beschreven als een afwijking van de waarheid. Valt dat goed te praten? Ongetwijfeld. Het is prachtig, het is edel; want de bedoeling is niet om een beloning op te strijken, maar om die zestien een plezier te doen. De waarheidzaaier met de stalen ziel zou zonder meer laten blijken, of zelfs kenbaar maken dat hij die mensen niet wilde zien - en dan zou hij een ezel zijn en volstrekt onnodig pijn doen. En vervolgens zouden die dames in dat land hier ver vandaan.....ach, het maakt allemaal niets uit, zij beschikten over wel duizend aardige manieren om te liegen, die voortkwamen uit beminnelijke motieven en die een sieraad waren voor hun intelligentie en hun harten tot eer strekten. Laat die feiten dus maar zitten.
De mensen in dat land hier ver vandaan waren leugenaars, allemaal. Alleen al de manier waarop ze hallo zeiden, was een leugen, omdat het hen niets uitmaakte hoe jij het zelf deed, behalve als het zakenlieden waren. Tegen de gewone vragensteller zou je terugliegen, want je zou geen zorgvuldige diagnose van je eigen toestand maken, maar zomaar wat antwoorden en het doorgaans behoorlijk mis hebben. Je zou tegen de zakenman liegen en zeggen dat je gezondheid achteruitging - een volstrekt loffelijke leugen, omdat het je niets kost om die ander een plezier te doen. Als een vreemde jou zou roepen en in de rede zou vallen, zou je met je joviale mond zeggen: "Prettig je te ontmoeten," en met je nog jovialere ziel zeggen: "Ik zou willen dat je bij de kannibalen was en dat het etenstijd was." Als hij zou weggaan, zou je spijtig zeggen: "Moet je echt weg?" en het laten volgen door een: "Bel me nog eens op;" maar je zou geen kwaad aanrichten, want je zou niemand hebben bedrogen en niemand pijn hebben gedaan, terwijl de waarheid jullie beiden ongelukkig zou hebben gemaakt.
Volgens mij is dat hele hoffelijke liegen een heerlijke en beminnelijke kunst, die zou moeten worden gecultiveerd. De uiterste vervolmaking van goede manieren is slechts een prachtig bouwwerk, dat van de fundamenten tot de aan top wordt opgebouwd uit aangename en vergulden vormen van menslievend en belangeloos liegen.
Wat ik betreur is de toenemende gangbaarheid van de brute waarheid. Laten we alles doen wat we kunnen om die uit te roeien. Een schadelijke waarheid is niet verdienstelijker dan een schadelijke leugen. Die zou zelfs nooit moeten worden uitgesproken. Iemand die een schadelijke waarheid uitspreekt zou moeten bedenken, - tenzij zijn ziel niet zou worden behouden als hij het anders zou doen, - dat zo'n soort ziel strikt genomen het niet waard is om te worden gered. Iemand die een leugen vertelt om een arme drommel uit de sores te halen, is iemand waarover de engelen ongetwijfeld zullen zeggen: "Ziehier een heldhaftige ziel die zijn eigen geluk op het spel zet om zijn naaste te hulp te snellen; laten wij zijn grootmoedige leugen prijzen."
Een schadelijke leugen is niet iets prijzenswaardigs en dus in dezelfde mate is een schadelijke waarheid dat ook niet, een feit dat wordt onderkend door het wetsartikel over laster.
Naast andere gewone leugens hebben we de stilzwijgende leugen - het bedrog dat iemand pleegt door gewoon zijn mond te houden en de waarheid te verbergen. Heel wat hardnekkige waarheidszaaiers gaan zich te buiten aan deze losbandigheid, omdat ze denken dat als ze geen leugen vertellen, ze helemaal niet liegen. In dat land, hier ver vandaan, waar ik ooit heb gewoond, was een beminnelijk persoon, een dame met altijd hoogstaande en zuivere beweegredenen, wier karakter daaraan beantwoordde. Op zekere dag zat ik daar aan de maaltijd, en merkte in algemene zin op dat wij allemaal leugenaars zijn. Zij was verbaasd en zei: "Toch niet allemaal?" Het was vóór de tijd van de "schortjurken." Dus ik gaf niet het antwoord dat tegenwoordig voor de hand zou liggen, maar zei openhartig: "Ja, allemaal - wij zijn allemaal leugenaars. Zonder uitzondering." Ze keek bijna beledigd: "Waarom rekent u mij daar ook onder?" "Natuurlijk," zei ik, "ik denk dat u zelfs tot de specialisten behoort." Ze antwoordde: "Ssst! de kinderen!" In het belang van de aanwezigheid van de kinderen werd van onderwerp veranderd, en wij praatten verder over andere zaken. Maar zo gauw de kinderen weg waren, kwam de dame vriendelijk op de zaak terug en zei: "Ik heb er een levensovertuiging van gemaakt om nooit een leugen te vertellen, en ik ben daar nooit en in geen enkel geval van afgeweken." Ik antwoordde: "Het is niet in het minst mijn bedoeling om u schade te berokkenen of onbeleefd te zijn, maar sinds ik hier ben hebt u echt zitten liegen als een ketellapper. Daar heb ik nogal last van gehad, want dat ben ik niet gewend." Ze vroeg me of ik haar een voorbeeld wilde geven, één enkel voorbeeld. Dus zei ik: "Nou, hier hebt u de niet ingevulde kopie van het formulier, dat de mensen van het Oaklandziekenhuis u door de verpleegster hebben laten overhandigen, toen zij hier kwam om uw kleine neefje tijdens zijn gevaarlijke ziekte te verzorgen. Dat formulier bevat allerlei vragen over het gedrag van die verpleegster: "Viel zij wel eens in slaap tijdens haar waakdienst? Heeft ze ooit vergeten om de medicijnen te geven? enzovoort, enzovoort. Ze benadrukken om zeer zorgvuldig en uitvoerig in uw antwoorden te zijn, want het is in het belang van het ziekenhuis dat verpleegsters bij plichtsverzuim meteen worden beboet of op een andere wijze worden gestraft. U hebt mij verteld dat u helemaal verrukt was van die verpleegster - dat zij duizend voortreffelijkheden bezat en maar één tekortkoming: u vond dat u er nooit op kon vertrouwen dat zij Johnny niet half aangekleed op een koude stoel zou laten wachten terwijl zij het warme bed weer opmaakte. U hebt de kopie van dit formulier ingevuld en het door de verpleegster mee terug laten nemen naar het ziekenhuis. Wat was uw antwoord op de volgende vraag: "Heeft de verpleegster zich ooit schuldig gemaakt aan een nalatigheid, die ertoe had kunnen leiden dat de patiënt een kou opliep?" Kom op, hier in Californië wordt alles beslist met een weddenschap: tien dollar tegen tien cent dat u hebt gelogen toen u dat antwoord gaf." Ze zei: "Dat heb ik niet, ik heb het open gelaten!" "Dus toch - u hebt dus een stilzwijgende leugen verteld. U hebt het aan hen overgelaten om zelf de conclusie te trekken dat u wat dat betreft geen overtreding hebt kunnen ontdekken." Ze antwoordde: "O, was dat dan een leugen? Maar hoe had ik haar enige tekortkoming kunnen vermelden, terwijl ze zo goed is? - Dat zou wreed zijn geweest." Ik zei toen: "Iemand moet altijd liegen, als hij daar goed mee kan doen. Uw motief was juist, maar uw oordeel onjuist. Dat komt door een onverstandige gewoonte. Kijk nou eens naar het resultaat van deze ondeskundige afwijking van uzelf. U weet dat de kleine Willie van Mr. Jones er erg aan toe is met zijn roodvonk. Nou, uw aanbeveling was zo enthousiast dat dat meisje hem nu verpleegt, en de uitgeputte familie heeft met een gerust hart de afgelopen veertien uur lekker geslapen en hun lieveling in vol vertrouwen aan die noodlottige handen toevertrouwd, omdat u, net als de jonge George Washington, een goede naam hebt. Maar als u anders niets hebt te doen, zal ik morgen langskomen en zullen we samen naar de begrafenis gaan, want u hebt voor het geval Willie natuurlijk een bijzondere belangstelling, een persoonlijke, namelijk als begrafenisondernemer."
Maar het was nog niet helemaal verloren. Ik was nog niet halverwege of zij zat al in het rijtuig en reed met een vaart van dertig mijl per uur naar het huis van de familie Jones om nog te redden wat er van Willie over was en om alles te vertellen wat zij over de dodelijke verpleegster wist. Maar dat was allemaal niet nodig, want Willie was niet ziek. Ik had zelf gelogen. Maar toch stuurde ze diezelfde dag nog een briefje naar het ziekenhuis dat de veronachtzaamde lege plek op het formulier invulde en de feiten op de meest onomwonden manier uiteenzette.
U ziet dus dat de fout van deze dame niet in het liegen lag, maar in het schadelijke liegen. Zij had toen de waarheid moeten vertellen en had het verderop op het formulier met de verpleegster weer goed moeten maken. Ze had dan kunnen zeggen: "In één opzicht is deze verpleegster een toonbeeld: als ze waakt, snurkt ze nooit." Bijna elk aardig leugentje zou de angel uit dat vervelende maar noodzakelijke vertellen van de waarheid hebben gehaald.
Liegen is universeel. We liegen allemaal. Daarom is het voor ons verstandig om onszelf ijverig te oefenen in het zorgvuldig en deskundig liegen; om te liegen met een goede bedoeling en niet met een kwade; om te liegen in het belang van anderen en niet in ons eigen belang; om genezend te liegen, liefdadig, menselijk en niet wreed, grievend en kwaadaardig; om aangenaam en hoffelijk te liegen en niet lomp en tactloos; om standvastig te liegen, openhartig, oprecht, met opgeheven hoofd, niet aarzelend, omslachtig en met een schuwe blik, alsof we ons schamen over onze verheven roeping. Dan zullen wij ons hebben ontdaan van die stuitende en verderfelijke waarheid, die het land aantast. Dan zullen wij groot, goed en prachtig zijn en zullen wij waardige bewoners zijn van een wereld waarin zelfs de goedaardige Natuur doorgaans liegt, behalve als zij vreselijk weer belooft. Dan.....ach, ik ben slechts een nieuwe en tere student in deze verfijnde kunst. Ik kan dit gezelschap niets leren.
Maar alle gekheid op een stokje. Ik denk dat er een grote behoefte bestaat aan verstandig onderzoek aan welke soorten leugens wij ons het best en meest heilzaam te buiten kunnen gaan, als we begrijpen dat we toch allemaal moeten liegen en dus allemaal liegen, en welke soorten leugens wij het beste kunnen vermijden. En dat is iets, waar ik van voel, dat ik dat vol vertrouwen in handen van dit ervaren Gezelschap kan leggen, - een gerijpte club van mensen, die wat dat betreft, zonder ongepaste vleiende woorden, als Oude Meesters kunnen worden aangeduid.