Mark Twain - De Gepatenteerde Grappenmaker

Door

George Orwell

Mark Twain heeft zich stormenderhand toegang verschaft tot de allemansbibliotheek, maar alleen met tom sawyer en huckleberry finn, die inmiddels zeer bekend zijn onder het mom van 'kinderboeken' (wat ze niet zijn). Aan zijn beste en kenmerkendste boeken, roughing it, the innocents abroad en zelfs life on the mississippi, wordt in dit land (Engeland) weinig aandacht meer besteed, maar worden in Amerika zonder twijfel in leven gehouden door het patriottisme dat overal de literaire waardering doortrokken heeft.

Hoewel Mark Twain een verrassende verscheidenheid aan boeken heeft geschreven, van een mierzoet 'leven' van Jeanne d'Arc tot een pamflet dat zo schunnig was dat het nooit in het openbaar is verschenen, draait zijn beste werk om de Mississippi en de ruige mijnstadjes van het Westen. Hij werd geboren in 1835 (hij kwam uit het Zuiden, uit een familie die net rijk genoeg was om een, misschien twee slaven te houden) en bracht zijn jeugd en jonge volwassenheid door in het gouden tijdperk van Amerika, de periode waarin de grote vlakten ontgonnen werden, rijkdom en kansen grenzeloos leken en de mensen zich zo vrij voelden, als ze nooit eerder hadden gedaan en misschien eeuwenlang niet meer zullen doen. life on the mississippi en de twee andere boeken die ik net genoemd heb, zijn een allegaartje van zowel serieuze als humoristische anekdoten, landschapsbeschrijvingen en sociale geschiedenis, maar hebben een hoofdthema dat misschien het best als volgt omschreven kan worden: 'Dit is de manier waarop mensen zich gedragen als ze niet bang zijn voor de zak.' Bij het schrijven van deze boeken brengt Mark Twain niet doelbewust een lofzang uit op de vrijheid. Hij is op de eerste plaats geïnteresseerd in het 'karakter,' in de fantastische, bijna krankzinnige verscheidenheid die de menselijke aard kan vertonen, als die ontdaan worden van economische druk en tradities. De beelden die hij schetst van de vlotters, Mississippi-loodsen, mijnwerkers en bandieten, zijn waarschijnlijk niet erg overdreven, maar verschillen evenzeer van de huidige mens als de waterspuwers van een middeleeuwse kathedraal. Zij konden alleen maar uitgroeien tot hun vreemde en soms ongure karakter door het ontbreken van enige druk van buitenaf.

De staat bestond nauwelijks, de kerken waren krachteloos en spraken met vele stemmen en het land lag voor het grijpen. Als je baan je niet meer beviel sloeg je gewoon je baas op zijn bek en trok verder westwaarts; bovendien was er geld bij de vleet, zodat zelfs de kleinste in omloop zijnde munt een shilling waard was. De Amerikaanse pioniers waren geen supermensen en niet bijzonder dapper. Hele stadjes met geharde goudzoekers lieten zich terroriseren door bandieten en misten de gezamenlijke moed om met ze af te rekenen. Ze waren zelfs niet vrij van klassenonderscheid. De desperado die door de straten van het mijnwerkersstadje schreed, met een Derringerpistool in zijn vestzak en twintig lijken op zijn conto, had een geklede jas aan en een hoge zijden hoed op, beschreef zichzelf resoluut als een 'heer' en was overdreven nauwgezet over tafelmanieren. Maar er was in ieder geval geen sprake van dat de bestemming van de mens vanaf zijn geboorte vaststond. De 'van de blokhut naar het Witte Huis'-mythe was waar en het land was blijvend vrij. In zekere zin was dat de reden waarom het Parijse gepeupel de Bastille had bestormd en als je Mark Twain, Bret Harte en Whitman leest geeft het besef, dat hun inspanningen tevergeefs zijn geweest, een wrang gevoel.

Mark Twain streefde er echter naar om meer te zijn dan een kroniekschrijver van de Mississippi en de Goudkoorts. In zijn eigen tijd was hij overal ter wereld beroemd als komiek en humoristische spreker. In New York, Londen, Berlijn, Wenen, Melbourne en Calcutta schaterden de toehoorders over grappen die, vrijwel zonder uitzondering, tegenwoordig niet grappig meer zijn. (Vermeldenswaard is dat de lezingen van Mark Twain alleen succes hadden bij het Angelsaksische en Duitse publiek. De verhoudingsgewijs volwassenere Latijnse volkeren, - van wie het gevoel voor humor altijd om seks en politiek draaide, klaagde hij - gaf nooit iets om hem. Maar daarbij maakte Mark Twain er enige aanspraak op dat hij een maatschappijcriticus was en zelfs een soort filosoof. Hij had iets van een beeldenstormer, zelfs van een revolutionair, wat hij duidelijk in de praktijk wilde brengen maar nooit deed. Hij had een vernietiger van onzin en een profeet van de democratie kunnen zijn, waardevoller dan Walt Whitman, omdat hij natuurlijker en geestiger was. In plaats daarvan werd hij die dubieuze 'publieke figuur,' van wie paspoortcontroleurs en leden van koningshuizen de hielen likten en weerspiegelt zijn loopbaan de achteruitgang van het Amerikaanse leven, die inzette na de Burgeroorlog.

Mark Twain is soms vergeleken met zijn tijdgenoot Anatole France. Die vergelijking is niet zo onzinnig als het lijkt. Beide mannen waren geestelijke kinderen van Voltaire, beide hadden een ironische en sceptische kijk op het leven en een door blijmoedigheid overdekt aangeboren pessimisme; beide beseften dat de bestaande maatschappelijke orde bedrog is en haar gekoesterde overtuigingen voor het grootste deel hersenspinsels. Beide waren fanatieke atheïsten en overtuigd (in het geval van Mark Twain was dat door toedoen van Darwin) van de onverdraaglijke wreedheid van het universum. Maar daar eindigt de overeenkomst. De Fransman is niet alleen ongelofelijk erudieter, beschaafder en daadwerkelijker esthetisch, maar hij is ook moediger. Hij valt alles aan waar hij niet in gelooft; en verschuilt zich niet, zoals de lieveling Mark, achter het beminnelijke masker van de 'publieke figuur' en gepatenteerde grappenmaker. Hij is bereid de woede van de Kerk te riskeren en de impopulaire partij te kiezen in een controversiële zaak - bijvoorbeeld de zaak Dreyfus. Behalve in een enkel essay, 'Wat is de Mens,' valt Mak Twain nooit gevestigde overtuigingen aan op een manier waarop hij in de problemen zou kunnen komen. Ook kon hij zich nooit losmaken van de opvatting, die misschien voornamelijk Amerikaans is, dat succes en deugd hetzelfde zijn.

In life on the mississippi staat een merkwaardig voorbeeld van de Mark Twains wezenlijke karakterzwakte. In het eerste stuk van zijn hoofdzakelijk autobiografische boek zijn de jaartallen veranderd. Mark Twain beschrijft zijn avonturen als loods op de Mississippi, alsof hij in die tijd een jongen van ongeveer zeventien jaar was, terwijl hij in werkelijkheid al bijna dertig was. Dat heeft een reden. In hetzelfde stuk van het boek beschrijft hij zijn wapenfeiten tijdens de Burgeroorlog, die uitgesproken eerloos waren. Bovendien begon Mark Twain te vechten, - als er al sprake kan zijn van vechten, - aan de kant van het Zuiden en wisselde vervolgens van loyaliteit voordat de oorlog voorbij was. Dat soort gedrag valt een jongen minder kwalijk te nemen dan een man; vandaar het aanpassen van de jaartallen. Het is bovendien vrij duidelijk dat hij de andere kant koos, omdat hij zag de het Noorden ging winnen; en die neiging om waar mogelijk de kant van de sterkste te kiezen, geloven dat macht vast gelijk heeft, komt tijdens zijn hele loopbaan naar voren. In roughing it staat een interessant verhaal over een bandiet, Slade genaamd die, naast talloze andere gewelddaden, achtentwintig moorden had gepleegd. Het is volmaakt duidelijk dat Mark Twain deze weerzinwekkende schurk bewondert. Slade had succes, daarom was hij bewonderenswaardig. Deze tegenwoordig niet minder gangbare visie, wordt verwoord in de veelbetekenende Amerikaanse uitdrukking 'het maken.'

In de hebberige periode die volgde op de Burgeroorlog was het niet eenvoudig, voor iemand met het karakter van Mark Twain, om er niet aan toe te geven een succes te zijn. De oude, eenvoudige, knutselende en tabakpruimende democratie zoals Abraham Lincoln die kenschetste was aan het verdwijnen: het was nu het tijdperk van het goedkope, door immigranten verrichte, werk en de groei van de grote zakenwereld. In the gilded age hekelde Mark Twain zijn tijdgenoten, maar hij gaf zich toch ook over aan de heersende opwinding en verdiende en verloor grote sommen gelds. Hij heeft zelfs een aantal jaren zijn schrijverij aan de kant gezet om in zaken te kunnen gaan; en daarnaast vergooide hij zijn tijd als lolbroek, niet alleen tijdens lezingentournees en openbare festiviteiten, maar bijvoorbeeld ook met het schrijven van een boek als a connecticut yankee in king arthur's court, waarin hij willens en wetens de slechtste en banaalste kanten van het Amerikaanse leven ophemelt. De man die een soort onbehouwen Voltaire had kunnen zijn, werd werelds meest toonaangevende tafelredenaar, alleraardigst zowel door zijn grappen als door zijn vermogen zakenmensen het gevoel te geven dat ze weldoeners waren van het grote publiek.

Het is gebruikelijk het Mark Twains vrouw kwalijk te nemen dat hij niet de boeken heeft geschreven die hij had moeten schrijven, en het is duidelijk dat ze hem danig getiranniseerd heeft. Elke ochtend liet Mark Twain haar zien wat hij de dag tevoren had geschreven en Mevr. Clemens (Mark Twains echte naam was Samuel Clemens) liep dat dan na met een blauw potlood en schrapte alles waarvan zij vond dat het ongepast was. Zelfs volgens 19e-eeuwse maatstaven schijnt ze drastische met het blauwe potlood tekeer gegaan te zijn. In het boek van W.D. Howells, my mark twain staat een verhaal over de stampei die ontstond voor een vreselijke krachtterm die in huckleberry finn was geslopen. Mark Twain wendde zich tot Howells, die toegaf dat het precies was 'wat Huck gezegd zou hebben,' maar was het met mevrouw Clemens eens dat het woord misschien maar niet gedrukt moest worden. Het woord was 'hel.' Hoe dan ook, geen enkele schrijver is echt een intellectuele slaaf van zijn echtgenote. Mevr. Clemens had Mark Twain er nooit van kunnen weerhouden een boek te schrijven dat hij echt wilde. Het is mogelijk dat zij zijn zwichten voor de maatschappij gemakkelijker heeft gemaakt, maar dat zwichten gebeurde door de tekortkoming in zijn eigen karakter, zijn onvermogen succes te versmaden.

Een aantal van Mark Twain boeken zullen vast overleven, omdat ze een onschatbare hoeveelheid sociale geschiedenis bevatten. Zijn leven bestreek de grote periode van de Amerikaanse expansie. Als kind was het voor hem een gewoon dagelijks uitje om te gaan picknicken en te kijken naar het ophangen van een Abolitionist en toen hij dood ging was het vliegtuig geen nieuwtje meer. Deze periode van Amerika leverde betrekkelijk weinig literatuur op, en zonder Mark Twain zou ons beeld van een raderboot op de Mississippi of een postkoets die over de vlakten stuift veel vager zijn dan het nu is. Maar de meeste mensen die zijn werk hebben bestudeerd hebben daar het gevoel aan overgehouden dat hij wel iets meer had kunnen doen. Hij geeft de hele tijd de merkwaardige indruk dat hij iets wil zeggen en daar vervolgens voor terugdeinst, zodat life on the mississippi en de rest van zijn boeken achtervolgd lijken te worden door het spookbeeld van een groter en samenhangender boek. Het is veelzeggend dat hij zijn autobiografie begint met de opmerking dat het innerlijke leven van de mens onbeschrijflijk is. Wij weten niet wat hij echt zou hebben willen zeggen - het is best mogelijk dat het niet verkrijgbare pamflet, 1601, (Conversation, as it was the Social Fireside, in the Time of the Tudors) een aanwijzing zou kunnen geven, maar we kunnen wel raden dat het zijn reputatie geschaad en zijn inkomen aanmerkelijk verminderd zou hebben.


Naar boven

Home