Men vraagt zich vaak af wat voor rol het maken van plannen en
toeval hebben gespeeld voor het tot stand komen van belangrijke
gebeurtenissen. Het gaat om de vraag wat bij dat gebeuren
lotsbestemming was en wat vrije wil. Deze vraag heeft mij met
betrekking tot een van de belangrijkste, veelbetekenendste
gebeurtenissen in mijn leven steeds weer beziggehouden, namelijk met
betrekking tot de ontdekking van LSD.
Omdat dat te kunnen laten gebeuren, moest ik in mijn leven op
verschillende momenten de juiste richting inslaan.
Bij mijn beroepskeuze moest ik de beslissing nemen chemicus te
worden. Die beslissing viel mij destijds niet gemakkelijk. Ik had mijn
eindexamen Latijn achter de rug en dus stond op de eerste plaats een
beroep in de klassieke talen op de voorgrond. Een kunstzinnige loopbaan
leek ook verleidelijk. Ten slotte was het echter een kennistheoretisch
probleem dat mij bewoog scheikunde te gaan studeren, wat voor iedereen
die mij kende een grote verrassing was.
Mystieke voorvallen in mijn kinderjaren, waarbij de natuur op een
betoverende manier veranderde, had bij mij vragen doen rijzen naar het
wezen van de uiterlijke, stoffelijke wereld, en de wetenschap die
hierin licht op zou kunnen werpen was nu eenmaal scheikunde.
Een tweede belangrijke beslissing op de door het lot bepaalde weg
naar LSD, was de keuze van een baan. Ik koos voor het
farmacologisch-chemisch-onderzoekslaboratorium van de firma Sandoz in
Bazel. Wat mij daar aantrok was een onderzoeksprogramma, dat ter hand
was genomen door het hoofd van dat laboratorium, professor Artur Stoll,
op aanraden van de bekende Nobelprijswinnaar professor Richard
Willstätter, namelijk het isoleren en zuiveren van de werkzame
stoffen van beproefde geneeskrachtige planten en hun chemische
modificering. Hier ontmoeten scheikundig onderzoek en het leven van het
plantenrijk elkaar, wat mij dubbel fascineerde.
Een verdere, zeer beslissende stap was toen ik mij, na een paar
bezig te zijn geweest met op het hart werkende geneeskrachtige planten,
zoals digitalis en zee-ajuin, op het onderzoek van moederkoorn richtte.
Ik herinner me heel goed het intense geluksgevoel in afwachting van het
avontuur als ontdekker, wat het destijds nog weinig onderzochte
werkgebied beloofde. Deze verwachting is helemaal uitgekomen.
Belangrijke medicijnen, die tegenwoordig niet meer weg te denken zijn
uit de medicamentenschat, zijn uit dat onderzoek voortgekomen:
methergine, het standaardpreparaat voor het stelpen van postnatale
bloedingen, dihydergot, een bloedsomloopstabiliserend medicijn;
hydergine, een geriatrisch middel, voor de behandeling van
ouderdomsklachten en de psychofarmaca LSD en psilocybine.
Het is merkwaardig hoe duidelijk de herinnering mij bijgebleven is
aan de omstandigheden, waaronder ik op het idee kwam de stof
lyserginezuur-diethylamide te maken. Ik gebruikte destijds mijn
middagmaal niet in de bedrijfskantine, maar bleef de middagpauze in
laboratorium en nam dan een boterham met boter en honing en een glas
melk, die elke morgen vers aangeleverd werd vanuit de agrarische
proefboerderij van Sandoz. Ik was klaar met mijn uitstekende maaltijd
en liep al heen en weer lopend na te denken over mijn werk. Toen moest
ik opeens denken aan het bekende bloedsomloop-stimulerende middel
coramine en de mogelijkheid een overeenkomstige verbinding te bereiden
op basis van lyserginezuur, de basisbouwsteen van moederkoorn. De
chemische samenstelling van coramine is nicotinezuur-diethylamide en
overeenkomstig daarmee nam ik mij voor lyserginezuur-diethylamide te
maken. Gezien de chemische-structuurverwantschap van deze beide
verbindingen waren er overeenkomstige farmacologische eigenschappen te
verwachten. Ik hoopte met het lyserginezuur-diethylamide een nieuw
soort bloedsomloop-stimulerend middel te verkrijgen. De eerste synthese
van lyserginezuur-diethylamide is in het laboratoriumjournaal onder 16
november 1938 genoteerd.
De stof lyserginezuur-diethylamide, die onder de naam LSD
vervolgens wereldwijd bekend geworden is, is dus een product van
rationele planning. Toeval kwam pas later in het spel.
De nieuwe verbinding kwam routinematig voor onderzoek in het
biologisch-medisch laboratorium terecht. In het onderzoeksverslag
werden buiten een sterke werking op de uterus en een zekere onrust van
de proefdieren onder narcose, geen effecten vermeld, die op een
coramine-achtige werking op de bloedsomloop hadden kunnen wijzen. De
nieuwe stof lyserginezuur-diethylamide werd, als farmacologisch
oninteressant, niet aan verder testen onderworpen.
Pas 5 jaar later kwam ik op het merkwaardige idee, weer tijdens een
creatieve middagpauze, om het lyserginezuur-diethylamide voor een
uitgebreider onderzoek opnieuw te bereiden. Het was meer dan alleen
maar een gevoel - de chemische structuur van de stof beviel me
- dat mij tot deze uitzonderlijke stap bewoog, want op eenmaal
afgevallen verbindingen werden doorgaans niet teruggegrepen.
Bij deze nieuwe, zogezegd gevoelsmatig ingegeven herhaling
van de synthese van het lyserginezuur-diethylamide, had het toeval de
mogelijkheid in het spel te komen. Aan het eind van de synthese raakte
ik in heel zonderlinge, tegenwoordig zou men zeggen psychedelische,
bewustzijnstoestand. Hoewel ik gewend was aan pijnlijk zuiver werken,
moet er een spoortje van de stof, waarschijnlijk bij het zuiveren door
omkristalliseren, toevallig in mijn lichaam terechtgekomen zijn. Om dat
vermoeden te verifiëren deed ik drie dagen later, op 19 april
1943, de eerste geplande proef met LSD op mijzelf. Het was een bad
trip. De details zijn al zo vaak beschreven, dat ik daar nu van af kan zien.
Gezien vanuit mijn persoonlijk standpunt zou zonder ingrijpen van
het toeval de psychedelische werking van lyserginezuur-diethylamide
niet ontdekt zijn. Dan zou de verbinding, zoals zo vele duizenden
stoffen die jaarlijks bij het farmaceutisch onderzoek gemaakt en
onderzocht maar onwerkzaam bevonden worden, in vergetelheid geraakt
zijn en zou er geen verhaal over LSD bestaan.
Beziet men echter de ontdekking van LSD in samenhang met andere
belangrijke ontdekkingen uit die tijd op medisch en technisch gebied,
dan zou men op de gedachte kunnen komen, dat LSD niet toevallig, maar
in het kader van een hoger plan in het leven geroepen is.
In de jaren veertig verwekte de ontdekking van de tranquillizers
voor de psychiatrie opschudding. Ze vormen precies de
farmacologische tegenpool van LSD. Ze maken rustig, zoals het woord al
zegt en dekken psychische problemen toe, terwijl LSD die openlegt en
zodoende therapeutische behandeling mogelijk maakt.
In diezelfde tijd werd e kernenergie technisch inzetbaar gemaakt en
de atoombom vervaardigd. In vergelijking met de traditionele
energiebronnen en wapens, was er nu een nieuwe dimensie in bedreiging
en vernietiging geschapen. Dat is in overeenstemming met de krachtig
toegenomen werking op het gebied van de psychofarmaca, bijvoorbeeld van
mescaline naar LSD met de factor 1 : 5000 tot 10.000.
Men zou kunnen vermoeden dat die coïncidentie niet toevallig
is, maar door de wereldgeest in scene is gezet. Dan zou vanuit dit
standpunt de ontdekking van LSD geen toeval meer zijn.
Ook nadere overweging zou iemand op de gedachte kunnen brengen dat
LSD, door een hogere macht voorbestemd, in die tijd wel moest ontstaan,
als men het hand over hand toenemen van het materialisme, met al zijn
consequenties in de afgelopen honderd jaar, onder ogen ziet. LSD als
verhelderend psychofarmacon, op weg naar een nieuw en geestelijker
tijdperk.
Dat alles zou er op kunnen wijzen dat mijn beslissingen bij het
hierboven vermelde inslaan van nieuwe wegen, die tot LSD geleid hebben,
eigenlijk niet uit vrije wil genomen zijn, maar gestuurd werden vanuit
het onbewuste, doordat we allemaal verbonden zijn met het
alomtegenwoordige, onpersoonlijke bewustzijn.
Dat wat betreft het door het lot bestemde gedeelte van het
LSD-verhaal, dat mij innerlijk vaak heeft beziggehouden.
Nu naar een ander hoofdstuk van "LSD, heel persoonlijk."
Ik zou nu willen schetsen hoe ik door LSD, direct of indirect, in
persoonlijk contact gekomen ben met twee van de belangrijkste
schrijvers van onze eeuw, Aldous Huxley en Ernst Jünger, en hun
opvattingen weergeven over de betekenis van de psychedelische
roesmiddelen in onze tijd.
Van de grote Engels-Amerikaanse schrijver en filosoof Aldous Huxley
had ik een paar wereldbekende boeken gelezen: de toekomstvisie
"New brave World" (De heerlijke Nieuwe Wereld) en de
sociale roman "Point counter Point" (Punt contra Punt). Van
bijzondere betekenis waren voor mij echter de beide in de jaren vijftig
verschenen boeken "The Doors of Perception" (De Deuren der
Waarneming) en "Heaven and Hell" (Hemel en Hel) waarin
Huxley zijn ervaringen met mescaline uiteenzet. Beide boeken bevatten
fundamentele beschouwingen over het wezen van de visionaire ervaring en
over de betekenis van dit soort wereldbeeld in de cultuurhistorie.
Huxley ziet het belang van psychedelische roesmiddelen in het feit dat
ze mensen, die de gave van het visionaire beschouwen - dat
mystici, heiligen en grote kunstenaars eigen is - niet bezitten,
de mogelijkheid verschaffen dergelijke buitengewone
bewustzijnstoestanden toch te ervaren. Deze roesmiddelen zijn voor hem
sleutels, die in staat zijn nieuwe deuren der waarneming te openen,
chemische sleutels, naast andere, beproefde, maar moeizamere
"deuropeners" zoals meditatie, afzondering, vasten of
bepaalde yoga-oefeningen.
Door deze twee boeken van Huxley kreeg ik een verdiept inzicht en
een veelbetekenende uitleg van mijn eigen LSD-onderzoekingen. Ik was
daarnaast aangenaam verrast toen ik op een ochtend in augustus 1961 een
telefoontje kreeg: "Here speaks Aldous Huxley...." Hij
was met zijn echtgenote op doorreis in Zürich. Hij nodigde mij en
mijn vrouw uit voor de lunch in Hotel Sonnenberg.
Een gentleman, met een gele fresia in zijn knoopsgat, een rijzige,
voorname verschijning met een goedmoedige uitstraling - zo
herinner ik mij Huxley van deze eerste ontmoeting. Het tafelgesprek
draaide hoofdzakelijk om het probleem van de magische roesmiddelen.
Huxley en zijn vrouw Laura hadden beiden ook ervaring met LSD en
psilocybine. Huxley had die beide stoffen en mescaline, liever niet als
"roesmiddelen (Drogen)" aangeduid, omdat "drug"
in het Engelse taalgebruik, zoals overigens ook "Droge" in
het Duits, in een slechte reuk staat en omdat het belangrijk is, dit
soort werkzame stoffen ook taalkundig van de andere roesmiddelen af te
grenzen.
Onderzoek onder laboratoriumomstandigheden met hallucinogenen,
zoals de psychedelica of entheogenen destijds meestal nog genoemd
werden, achtte Huxley weinig zinvol, omdat de omgeving van
doorslaggevende betekenis was. Hij raadde mijn vrouw aan, toen op
gegeven moment haar geboortestreek Graubunden ter sprake kwam, LSD in
te nemen op een alpenweide en dan in de blauwe kelk van een gentiaan te
kijken, om daarin het wonder van de schepping te aanschouwen.
Toen wij afscheid van elkaar namen, overhandigde Huxley mij een
kopie van een geluidsband met zijn voordracht "Visionary
experiences," die hij een week daarvoor gehouden had op een
parapsychologiecongres in Kopenhagen. In deze voordracht sprak hij over
het wezen en de betekenis van de visionaire ervaring en stelde deze
soort wereldbeschouwing voor als een noodzakelijke aanvulling tegenover
de verbale en intellectuele opvatting van de werkelijkheid.
In het jaar daarop verscheen een nieuw, het laatste, boek van
Aldous Huxely, de roman "Island" (Eiland). Daarin wordt de
poging geschetst om op het utopische eiland Pala de verworvenheden van
de natuurwetenschappen en technologische beschaving te versmelten met
oosterse wijsheid met als doel een nieuwe cultuur, waarin ratio en
mystiek vruchtbaar verenigd zijn. In het leven van de bevolking van
Pala wordt een belangrijke rol gespeeld door een magische drug, die uit
een paddenstoel gewonnen wordt, het moksha-medicijn (moksha betekent
verlossing, bevrijding). Het gebruik is beperkt tot bepaalde
levensperioden. De jonge mensen krijgen dat tijdens inwijdingsriten;
het wordt bij een levenscrisis toegediend in het kader van
psychotherapeutische gesprekken; en bij stervenden verlicht het het
verlaten van het aardse lichaam en de overgang naar het andere bestaan.
Huxley stuurde me een exemplaar van het boek met de handgeschreven
opdracht: "To Dr. Albert Hofmann, the original discoverer of the
moksha-medicine, from Aldous Huxley."
In een van de brieven die ik van hem ontving, de brief van 29
februari 1962, staat een regel die volgens mij een zeer belangrijk
waarschuwing bevat: "Essentially this is what must be developed
- the art of giving out in love and intelligence what is taken in
from vision and the experience of self-transcendence and solidarity
with the universe...."(Dat is en wat wij eigenlijk tot
ontwikkeling moeten brengen - de kunst om met liefde en verstand
door te geven wat wij gekregen hebben in het visioen, en de ervaring
van het onszelf overstijgen en het gevoel van één te zijn
met universum.)
In de late zomer van 1963 was ik tijdens de jaarvergadering van de
World Academy of Art and Science in Stockholm vaak in gezelschap van
Aldous Huxley. Tijdens de vergaderingen van de Academie waren het zijn
voorstellen en discussiebijdragen die door inhoud en vorm een stempel
drukten op het verloop van de besprekingen. Als aanvulling op het thema
"World Resources" dat aan het congres ten grondslag lag,
deed Huxley het voorstel het probleem "Human Resources,"
onderzoek
naar het toegankelijk maken van in de mens verborgen en nog
onbenutte vaardigheden, ter hand te nemen.
Een mensheid met hoger ontwikkelde geestelijke vaardigheden, met
een verruimd bewustzijn van de ongrijpbare wonderen van het bestaan,
zou ook de biologische en stoffelijke fundamenten van haar bestaan op
deze aarde beter moeten kennen en in acht nemen. Vooral voor de
westerse mens met zijn gehypertrofieerd rationalisme, zou daarom de
ontwikkeling en ontplooiing van het vermogen om de werkelijkheid rechtstreeks,
ontdaan van woorden en begrippen, gevoelsmatig te ervaren, van
evolutionaire betekenis zijn. Als een van de hulpmiddelen voor de
opvoeding in die richting, zag Huxley ook de psychedelische drugs.
De eveneens aan het congres deelnemende Engelse psychiater Humpfrey
Osmond, die de term "psychedelisch" (de ziel ontplooiend)
voor het eerst gebruikt had, steunde Huxley met een bijdrage over
zinvolle gebruiksmogelijkheden van psychedelica.
Het congres in Stockholm was mijn laatste ontmoeting met Aldous
Huxley. Zij uiterlijk werd toen al getekend door zijn ernstige ziekte,
maar zijn geestelijke uitstraling was onverminderd aanwezig.
Op 22 november van datzelfde jaar, 1963, op de dag dat president
Kennedy vermoord werd, stierf Aldous Huxley. Van mevrouw Laura Huxley
kreeg ik een kopie van haar brief aan Julian Huxley, waarin ze haar
zwager verslag deed over de laatste dag van haar echtgenoot. De artsen
hadden haar voorbereid op een dramatisch einde, omdat bij kanker van de
luchtwegen de eindfase meestal gepaard gaat met krampen en
verstikkingsaanvallen. Hij stierf echter rustig en vredig.
's Morgens had hij, toen hij al zo zwak was dat hij niet meer
kon praten, op een vel papier geschreven: "LSD - proberen
- intramusculair - 100 mcg." Mevrouw Huxley begreep
wat daarmee bedoeld werd en gaf hem de gewenste injectie - ze
diende hem het moksha-medicijn toe.
Mevrouw Huxley stuurde me ook een kopie van het papier met deze
laatste woorden, de laatste wens van deze grote man.
Huxley had zelf gebruikt gemaakt van wat hij in
"Island" beschrijft, het toepassen van het moksha-medicijn
als hulpmiddel bij de grote overgang.
Zijn overtuigde inzet voor de psychedelische drugs is hem, ook door
een groot deel van zijn vrienden en lezers, kwalijk genomen. Men zegt
dat hem dat de Nobelprijs heeft gekost.
Dat wat betreft Aldous Huxley en nu naar mijn betrekkingen
met Ernst Jünger.
Het eerste boek van deze schrijver, zijn dagboek uit de Eerste
Wereldoorlog, "In Stahlgewittern" (In Donderbuien van
Staal) las ik tegen het einde van de jaren twintig als verplichte
lectuur op de officiersschool. Het tweede boek dat mij van deze
schrijver in handen kwam "Das abenteurliche Herz" (Het
avontuurlijke hart) was voor mij een grote verrassing. Hoe kon dezelfde
schrijver, die in "Stahlgewittern" de verschrikkingen van
de slijtageslag in een pakkende en naakte realiteit beschreven had, met
zijn proza iemand de ogen openen voor de betovering van de eenvoudige
dingen en magie van het dagelijkse gebeuren? Ik neem dat boek al meer
dan vijftig jaar steeds weer ter hand. Daarin staan beschrijvingen van
bloemen, dieren, dromen, eenzame wandelingen, maar ook gedachten over
toeval, over geluk, kleuren en andere thema's, die rechtstreeks
te maken hebben met ons persoonlijke leven. Hierin worden ons de ogen,
die door dagelijkse gewenning afgestompt zijn, weer volledig geopend,
en wordt het in alles aanwezige wonder, dat wil zeggen, het niet verder
verklaarbare, zichtbaar in zijn gelukkig makende, maar vaak ook
angstaanjagende betekenis.
Ik ben bij het lezen daarvan vaak in stemmingen verzeild, die mij
herinnerden aan het mystieke ervaren tijdens mijn kindertijd en aan de
ervaringen tijdens de LSD-roes. Het literaire werk van Jünger is
een blijvende geestelijke begeleider van mijn leven geworden.
Het persoonlijke contact met Ernst Jünger kwam op gang door
een levensmiddelenpakket, zoals men die meteen na de oorlog aan de
noodlijdende bevolking in Duitsland kon sturen. De bedankbrief voor een
dergelijk pakket, uit juli 1947, was het eerste geschrift van een nog
steeds bestaande briefwisseling.
Van drugs was daarin aanvankelijk geen sprake. Om te verduidelijken
hoe LSD in het spel kwam, moet ik het eerst hebben over mijn eerste
proefneming met deze stof op mijzelf.
Kort na mijn eerste geplande proefneming met LSD op mijzelf, in
april 1943, die leidde tot de ontdekking van de fantastische psychische
werking van deze stof, werd binnen het bedrijf op de
medisch-biologische afdeling het eerste klinische onderzoek met LSD
verricht bij vrijwillige proefpersonen.
De vaak jarenlange toxicologische onderzoeken, die tegenwoordig
vooraf moeten gaan aan het onderzoek bij de mens, werden overgeslagen.
Per slot van rekening had ik echt een sterke dosering zonder schade
doorstaan. Bovendien bedroeg de dosis die hier gebruikt werd slechts
eenvijfde of eentiende van de in mijn pioniersonderzoek gebruikte
hoeveelheid, namelijk slechts 0.005 of 0.025 milligram.
Ik nam vanzelfsprekend ook deel aan het onderzoek, dat naast mijn
werk in het laboratorium, uitgevoerd werd. Daarbij merkte ik zeer
indringend hoe doorslaggevend het uiterlijke kader, de omgeving, voor
de psychedelische ervaring is.
In de door LSD teweeggebrachte bewustzijnstoestand beleefde ik dus
daadwerkelijk de kilte maar ook de huiselijkheid van de mij omringende
technische wereld en mijn collegae, die in hun witte laboratoriumjassen
een zinloze bedrijvigheid aan de dag leken te leggen: de apparaten en
instrumenten zagen er duivels uit, als de kleine monstertjes op de
schilderijen van Hieronymus Bosch. Daarbij drong zich van binnenuit een
andere, vreemde, droomachtige wereld aan mij op. Wat echt als kwellend
ervaren werd waren de verstoringen door de psychologische testen,
waarmee men dergelijke onderzoeken een wetenschappelijk karakter
probeert te geven.
Ik begreep dat men met een dergelijk uiterlijk kader en die
metingen, volledig voorbijgaat aan de zin en essentie van de
psychedelische ervaring.
Ik kreeg zin om het onderzoek van de werking van LSD te vervolgen
in een kunstzinnige sfeer, in een mooie omgeving en een stimulerend
gezelschap.
Begin februari 1951 was het tijdstip aangebroken voor het grote
avontuur. Om zonodig medische hulp bij de hand te hebben, vroeg ik mijn
vriend en collega, de farmacoloog professor Heribert Konzett, deel te
nemen aan onze onderneming.
Het bijeenkomst vond plaats 's ochtends om tien uur in de
woonkamer van ons toenmalige huis in Bottmingen, in de buurt van Bazel.
Omdat de reactie van een zo gevoelig iemand als Ernst Jünger
onvoorspelbaar was, werd voor dit eerste onderzoek
voorzichtigheidshalve een lage dosis gekozen, slechts 0.05 milligram.
De beginfase werd gekenmerkt door intensivering van het esthetische
ervaren. De roodviolette rozen, die de ruimte opsierden, namen een
onvermoede lichtintensiteit aan en straalden in een veelzeggende glans.
Het concert voor fluit en harp van Mozart werd in zijn bovenaardse
schoonheid ervaren als hemelse muziek. In een gemeenschappelijk
verbazing sloegen we rookslierten gade, die met de lichtheid van
gedachten opstegen van een Japans wierookstokje.
Toen de roes dieper werd en het gesprek verstomde, kwam het,
terwijl wij met gesloten ogen in onze fauteuils lagen, tot fantastische
dromerijen.
Jünger genoot van de kleurenpracht van oosterse
voorstellingen; ik was op reis bij Berberstammen in Noord-Afrika, zag
bonte karavanen en weelderige oasen. Konzett, bij wie in mijn ogen de
gelaatstrekken boeddha-achtig verheerlijkt waren, ervoer een zweem van
tijdloosheid, de bevrijding van verleden en toekomst, de diepe vreugde
van het volmaakte zijn in het hier en nu.
Dit uitstapje werd gekenmerkt door de gemeenschappelijkheid en
eensgezindheid van het ervaren, dat wij als innig gelukkig makend
beleefden. Wij waren alle drie de poort tot een mystieke zijnservaring
genaderd; die ging echter niet open. De gekozen dosis was te laag. In
een onjuiste beoordeling van deze oorzaak, zei Ernst Jünger die
met hooggedoseerde mescaline doorgedrongen was in diepergelegen
domeinen: "Vergeleken met de tijger mescaline is jouw LSD maar
een huiskat." Na latere pogingen met hogere doseringen LSD herzag
hij echter die mening.
Het vermelde tafereel met het wierookstokje heeft Jünger later
literair verwerkt in zijn verhaal "Besuch auf Godenholm,"
waarin ook diepere ervaringen met de drugroes meespelen.
In de daaropvolgende jaren bezocht ik Ernst Jünger af en toe
in Wilflingen, waar hij vanuit Ravensburg naartoe verhuisd was, of wij
ontmoetten elkaar in Zwitserland, bij mij thuis of in Graubunden. Door
onze gemeenschappelijke ervaring met LSD waren onze betrekkingen
inniger geworden. In gesprekken of onze briefwisseling vormden drugs en
de daarmee samenhangende problemen een hoofdthema, zonder dat wij ons
vooralsnog weer aan daadwerkelijke experimenten waagden.
Uit onze toenmalige briefwisseling zou ik hier graag twee korte
passage willen citeren. In mijn brief van 16 december 1961 gaf ik ter
overweging: "........een verdere verontrustende
gedachte, die voorkomt uit de beïnvloedbaarheid van de hoogste
geestelijke functies (van het bewustzijn) door minimale sporen van een
stof, betreft de vrije wil.
De zeer actief psychotroop werkzame stoffen zoals LSD en
psilocybine, bezitten in hun chemische structuur een zeer nauwe
verwantschap met lichaamsstoffen, die in de hersenen voorkomen en bij
de regulering van de hersenfuncties een belangrijke rol spelen. Het is
dus denkbaar dat door een of andere stoornis in de stofwisseling in
plaats van het normale neurohormoon een verbinding van het soort van
LSD of psilocybine gevormd wordt, die bij iemand de aard van de
persoonlijkheid, zijn wereldbeeld en handelen kan veranderen en
bepalen. Een spoor van een stof, waarvan wij over het al dan niet in
ons lichaam ontstaan met onze wil niet kunnen beslissen, zou wel eens
onze lotsbestemming kunnen bepalen. Dergelijke biochemische
overwegingen zouden geleid kunnen hebben tot de uitspraak, die
Gottfried
Benn
aanhaalt in zijn essay "Provoziertes Leben: "God is een
stofje, een drug."
In het antwoord van Ernst Jünger in zijn brief van 27 december
1961 staat onder andere: "......het wordt duidelijk dat
wij zowel op het terrein van de fysica als ook dat van de biologie,
processen beginnen te ontwikkelen, die niet langer zijn op te vatten
als vooruitgang in de gebruikelijke betekenis, maar die ingrijpen in de
evolutie en verder gaan dan de ontwikkeling van de soort....ik
vermoed dat het een nieuw tijdperk van de aarde betekent, dat
evolutionair zijn uitwerking begint te krijgen op de soorten. Onze
wetenschap met haar theorieën en ontdekkingen is dus niet de
oorzaak, maar een van de consequenties van de evolutie....De wijn
heeft al veel veranderd, heeft nieuwe goden en een nieuwe menselijkheid
met zich meegebracht. Maar wijn verhoudt zich tot de nieuwe middelen
zoals LSD, als de klassieke tot de moderne fysica. Deze stoffen moeten
slechts in kleine groepen getoetst worden. Het idee van Huxley dat
hiermee de massa mogelijkheden tot transcendentie verschaft zouden
kunnen worden, kan ik niet beamen. Het gaat hier immers niet om
troostrijke verzinsels, maar om concrete zaken, als wij deze zaak ten
minste serieus nemen; en er zijn maar weinig contacten nodig om wegen
en verbindingen te leggen."
Jünger vertolkt hier dus de mening dat het nieuwe bewustzijn
zich niet kan verspreiden door massaconsumptie van psychedelica, maar
dat dat via een elite moet gebeuren.
Dergelijke uiteenzettingen over de magische drugs hebben wij dus
door proefnemingen in de praktijk aangevuld.
Een daarvan, die diende om LSD met psilocybine te vergelijken, vond
plaats in het voorjaar van 1962. De geschikte gelegenheid daarvoor werd
geboden bij Jünger thuis, in de toenmalige houtvesterswoning van
het slot Stauffenberg in Wilflingen. Aan dit psilocybine-symposium werd
naast mijn al genoemde vriend de farmacoloog Heribert Konzett, ook
deelgenomen door de Islamdeskundige Rudolf Gelpke.
Gelpke had inmiddels al geëxperimenteerd met, door hem
rechtstreeks van Sandoz betrokken, LSD en psilocybine, dat beschreven
is onder de titel "Fahrten in den Weltraum der Seele"
(Reizen in het universum van de ziel).
In oude kronieken wordt geschetst hoe de Azteken, voordat ze
teonanacatl innamen, chocolatl dronken. In overeenstemming daarmee werd
ons door mevrouw Liselotte Jünger eveneens warme chocolademelk
opgediend. Daarna liet ze de vier psychonauten aan hun lot over.
Wij bevonden ons in een degelijke woonkamer met een donker houten
plafond, een witte tegelkachel en een verzameling stijlmeubelen. Aan de
muren hingen oude Franse etsen en op tafel stond een prachtige bos
tulpen. Jünger droeg een lang, wit, donkerblauw gestreept
kaftanachtig gewaad, dat hij uit Egypte meegebracht had; Konzett
pronkte met een bontbestikte mandarijnendracht; Gelpke en ik hadden een
kamerjas aangetrokken. De dagelijkse leven moest ook uiterlijk afgelegd
worden.
Even voor zonsondergang namen we de drug in, niet de paddenstoel,
maar psilocybine de werkzame stof daarvan, ieder 20 milligram. Dat kwam
ongeveer overeen met tweederde van de zeer sterke dosis die de befaamde
sjamaan Maria Sabina doorgaans innam.
Na een uur merkte ik nog geen enkel effect, terwijl mijn
metgezellen al diep in de trip verzeild waren. Ik was gekomen met de
hoop dat het mij tijdens de psilocybine-roes zou lukken bepaalde
beelden van momenten uit mijn kindertijd, die mij als gelukkig
stemmende voorvallen altijd bij zijn gebleven, weer te doen herleven:
de door de voorzomerse wind bewogen weiden met margrieten, de
rozenstruik na de onweersbui in het avondlicht, of de blauwe
zwaardlelies boven de wijngaardmuur. Dat lukt mij echter niet t hoe
doelbewust ik ook mijn verbeelding uitprobeerde. In plaats van deze
luchtige beelden uit mijn geboortestreek doken, toen het
paddenstoelmiddel eindelijk toch begon te werken, vreemde taferelen op.
Halfverdoofd zonk ik steeds dieper weg, liep door uitgestorven steden
die er Mexicaans uitzagen, met een exotische, maar dode pracht.
Geschrokken probeerde ik mij aan de oppervlakte vast te klampen, me
hevig te concentreren op de buitenwereld. Dat lukt me af en toe. Toen
zag ik Jünger, in een reuzengedaante heen en weer door de kamer
lopen, als een geweldige, machtige magiër. Konzett, in zijn
zijdenglanzende kamerjas zag er in mijn ogen uit als een gevaarlijke
Chinese clown. Ook Gelpke maakte een griezelige indruk op me, lang,
mager en raadselachtig. Hoe dieper ik wegzonk in de roes, hoe vreemder
alles werd. Onheilspellend, kil, zinloos en uitgestorven waren de in
een duister licht gehulde steden, die ik doorschreed, als ik mijn ogen
sloot. Ook de omgeving maakte een zinloze, spookachtige indruk op me,
als ik mijn ogen opende en me aan de buitenwereld probeerde vast te
klampen. De volmaakte leegte dreigde mij naar beneden te trekken, naar
het absolute Niets. Ik herinner me dat ik Gelpke, toen hij langs mijn
stoel liep, bij zijn arm greep en me aan hem vasthield, om maar niet in
het duistere Niets weg te zinken. Ik werd bevangen door doodsangst en
een eindeloze hunkering naar het terugkeren in de levende schepping, in
de werkelijkheid van de mensenwereld. Ten slotte keerde ik terug in de
kamer. Ik zag en hoorde de grote magiër ononderbroken met luide
stem doceren over Schopenhauer, Kant Hegel en de oude Gaia, het
moedertje. Ook Konzett en Gelpke waren alweer op aarde, waarop ik pas
moeizaam weer voet kon zetten.
Het was al na middernacht, toen wij samen aan tafel gingen zitten,
die de vrouw des huizes op de bovenverdieping gedekt had. Met een
heerlijk maal en muziek van Mozart vierden wij de terugkeer. Het
gesprek over onze belevenissen duurde tot de ochtend.
Het hierboven geciteerde onderzoeksprotocol heb ik opgenomen in
mijn LSD-boek "LSD, mijn zorgenkind," dat in 1979
verschenen is bij Klett-Cotta en in 1993, ter gelegenheid van het
50-jarige jubileum, opnieuw is uitgegeven als DVT-pocket. Ernst
Jünger heeft dit symposium uitvoerig beschreven in zijn in 1970
bij de uitgeverij Klett gepubliceerde boek "Annaherungen -
Drogen und Rausch" (Toenaderingen - Drugs en Roes).
Het paddenstoelmiddel heeft ons alle vier niet naar een heldere
hoogte, maar naar diepe regionen ontvoerd.
Beiden maken deel uit van ons bestaan. Alleen als wij beiden, hemel
en hel, ervaren wordt ons leven vol en rijk; en het wordt des te voller
en rijker, naarmate wij beiden intenser ervaren. De psychedelische
ervaring kan ons tot in de diepste diepten en de hoogste hoogten
brengen, tot aan de grenzen van het door de mens ervaarbare.
Jünger heeft zijn boek over drugs en roes de titel
"Toenaderingen" gegeven, dus toenadering tot die grenzen en
hij heeft zichzelf als grensganger aangeduid. Hij heeft beide grenzen
meerdere malen afgetast: de nabijheid van de dood tijdens de oorlog in
de hel van de slijtageslag en de extase van het hoogste genot en
liefde, beide een teken van het wonder en de schoonheid van de
schepping. En tot slot nog een kleine anekdote die mij met Ernst
Jünger en LSD verbindt. Jünger vertelde me dat een onbekende
hem midden in de nacht had opgebeld en had gezegd dat hij nu eindelijk
wist wat LSD betekende. LSD betekent: Liebe Sucht Dich.
Misschien is dat wel zo.