Zoals u weet is mijn onderwerp de Ethiek en ik zal de verklaring
van die term overnemen, die Professor Moore in zijn boek Principia
Ethica gegeven heeft. Hij zegt: "Ethiek is de algemene vraag naar
wat goed is." Ik zal de term Ethiek nu in een wat ruimere zin
gebruiken, eigenlijk op een manier waarvan ik geloof dat het het meest
essentiële gedeelte, van wat doorgaans de Esthetiek genoemd wordt, bevat.
En om u zo duidelijk mogelijk te laten zien wat ik als het onderwerp
van de Ethiek beschouw, zal ik u een aantal min of meer synonieme
uitdrukkingen voorleggen, die allemaal inwisselbaar zijn voor
bovengenoemde definitie, en door ze op te noemen wil ik hetzelfde
effect bereiken dat Galton teweegbracht, toen hij een aantal
foto's van verschillende gezichten op dezelfde fotografische
plaat overbracht met het doel een beeld te krijgen van de
karakteristieke trekken, die ze allen gemeen hadden. En door u
een dergelijke collectieve foto te laten zien, zou ik u kunnen laten
zien wat het typische, laat ik zeggen, Chinese gezicht is; dus als u
door de reeks van synoniemen, die ik u zal voorleggen, heenkijkt, zult
u, naar ik hoop, in staat zijn de karakteristieke kenmerken die ze
allen gemeen hebben te zien en dat nu zijn de karakteristieke kenmerken
van de Ethiek.
Ik zou dus in plaats van "Ethiek is de vraag naar wat goed
is" hebben kunnen zeggen, dat Ethiek de vraag is naar wat
waardevol is, of, naar wat werkelijk belangrijk is, of ik zou hebben
kunnen zeggen dat Ethiek de vraag is naar de zin van het leven, of naar
datgene wat het leven het leven waard maakt, of naar de juiste manier
van leven. Ik geloof dat als u naar al deze zinnen kijkt, u een ruw
idee krijgt over hetgeen waar Ethiek mee te maken heeft.
Het eerste nu, wat iemand opvalt bij al deze uitdrukkingen is dat in
feite elk ervan in twee verschillende betekenissen gebruikt wordt. Ik
zal ze enerzijds de triviale of betrekkelijke betekenis en anderzijds
de ethische of absolute betekenis noemen. Als ik bijvoorbeeld zeg dat
dit een goede stoel is, betekent dit dat de stoel een bepaald
voorbestemd doel dient en dat het woord goed hier slechts in zoverre
een betekenis heeft als dat dit doel eerder vastgesteld is. In feite
betekent het woord goed in de betrekkelijke zin dus gewoon dat het
beantwoordt aan een bepaald van te voren afgesproken criterium. Dus als
we zeggen dat deze man een goede pianist is bedoelen we dat hij stukken
van een bepaalde moeilijkheidsgraad kan spelen met een bepaalde graad
van bedrevenheid. En evenzo, als ik zeg dat het voor mij belangrijk is
geen kou te vatten, bedoel ik dat kouvatten bepaalde te omschrijven
verstoringen in mijn leven teweegbrengt en als ik zeg dat dit de juiste
weg is bedoel ik, dat het de juiste weg is met betrekking tot een bepaald doel.
Op deze manier gebruikt, leveren deze uitdrukkingen geen enkel moeilijk
of diepzinnig probleem op. Maar dat is niet de manier waarop de Ethiek
deze gebruikt. Stel dat ik zou kunnen tennissen en iemand van u zou me
zien spelen en zeggen:"Nou, u speelt nogal slecht" en stel
dat ik zou antwoorden "Ik weet het, ik speel nogal slecht, maar
ik wil helemaal niet beter spelen", dan zou het enige wat die
ander zou kunnen zeggen zijn "O, dan is het goed". Maar
stel dat ik een van u een absurde leugen verteld zou hebben en hij dan
naar me toe zou komen en zou zeggen "Je gedraagt je als een
beest" en ik dan zou zeggen "Ik weet dat ik me slecht
gedraag, maar ik heb helemaal geen zin om me beter te gedragen,"
zou hij dan kunnen zeggen "O, dan is het goed"? Natuurlijk
niet, hij zou zeggen "Nou, u moest u eigenlijk beter willen
gedragen."Hier hebt u een absoluut waardeoordeel, terwijl het
eerste voorbeeld een betrekkelijk oordeel was.
De essentie van dit verschil lijkt duidelijk dit te zijn: Ieder oordeel
van betrekkelijke waarde is slechts een mededeling van feiten en kan
daarom in een zodanige vorm gegoten worden dat het alle schijn van een
waardeoordeel verliest: In plaats van te zeggen "Dit is de juiste
weg naar Granchester," had ik net zo goed kunnen zeggen,
"Dit is de juiste weg die je af moet leggen als je zo snel
mogelijk in Granchester wil komen", "Deze man is een goede
hardloper" betekent gewoon dat hij een bepaald aantal mijlen in
een bepaald aantal minuten kan lopen, enz.
Wat ik dus wil beweren is dat, hoewel men kan aantonen dat alle
uitspraken van betrekkelijke waarde niet meer dan mededelingen van
feiten zijn en dat geen enkele feitelijke mededeling ooit een uitspraak
van absolute waarde kan zijn of kan inhouden.
Laat ik dit verduidelijken: Stel iemand van u zou een alwetend persoon
zijn en daarom alle bewegingen van alle lichamen ter wereld, dood of
levend, kennen en dat hij tevens weet zou hebben van alle
gemoedstoestanden van alle menselijke wezens die ooit geleefd hebben,
en stel dat die man alles wat hij wist in een groot boek zou
opschrijven, dan zou dit boek de hele beschrijving van de wereld
bevatten; dus wat ik wil zeggen is dat dit boek niets zou bevatten van
wat wij een ethische uitspraak zouden noemen, noch iets dat
logischerwijs zulk een uitspraak zou inhouden. Het zou natuurlijk alle
betrekkelijke uitspraken bevatten en alle ware wetenschappelijke
stellingen en in feite alle stellingen die er gemaakt zouden kunnen
worden. Maar alle beschreven feiten zouden zich, als het ware, op
hetzelfde niveau bevinden en op dezelfde wijze bevinden alle stellingen
zich ook op hetzelfde niveau. Er zijn geen stellingen die, in welke
absolute zin dan ook, verheven, belangrijk of triviaal zijn.
Misschien zullen sommigen van u het daarmee eens zijn en herinnerd
worden aan Hamlet's woorden: "Niets is of goed of slecht,
maar het denken maakt dat zo". Maar dat zou weer tot een
misverstand kunnen leiden. Wat Hamlet zegt lijkt erop neer te komen dat
goed en kwaad, hoewel het geen kwaliteiten zijn van de wereld buiten
ons, eigenschappen zijn van onze geestestoestand. Maar wat ik bedoel is
dat een geestestoestand, voor zoverre we daar een feit mee bedoelen dat
we kunnen beschrijven, niet in ethische zin goed of kwaad is. Als we
bijvoorbeeld in ons wereldboek de beschrijving van een moord met alle
fysieke en psychologische details lezen, zal louter de beschrijving van
die feiten niets bevatten van wat we een ethische stelling zouden
kunnen noemen. De moord zal zich op precies hetzelfde niveau bevinden
als welke gebeurtenis dan ook, bijvoorbeeld het vallen van een steen.
Natuurlijk zou het lezen van de beschrijving ons pijn kunnen doen of
razend kunnen maken of elke andere emotie kunnen veroorzaken, of we
zouden over de pijn en woede die door die moord teweeggebracht zou
kunnen worden bij andere mensen, die ervan gehoord hadden, kunnen
lezen, maar het zullen eenvoudigweg feiten blijven, feiten en feiten, maar geen ethiek
En als ik nu zou moeten zeggen dat, als ik nadenk over wat Ethiek echt
zou moeten zijn, als er zo´n wetenschap zou zijn, lijkt mij het
resultaat nogal voor de handliggend. Het lijkt mij overduidelijk dat
het niet iets is, dat wij ooit zouden kunnen bedenken of zeggen dat het
zou kunnen zijn. Dat we niet een wetenschappelijk boek kunnen
schrijven, waarvan het onderwerp intrinsiek verheven en boven alle
andere onderwerpen zou kunnen staan. Ik kan alleen mijn gevoel
beschrijven met de metafoor, dat als iemand een boek over Ethiek zou
kunnen schrijven, dat werkelijk een boek over Ethiek zou zijn, dit
boek, met één explosie alle andere boeken ter wereld zou
vernietigen. De woorden die we gebruiken zoals we ze in de
wetenschap gebruiken, zijn vaten die slechts in staat zijn bedoeling en
zin te bevatten en uit te drukken, een natuurlijke bedoeling en zin.
Ethiek, zo het iets moge zijn, is bovennatuurlijk en onze woorden
kunnen slechts feiten uitdrukken; zoals een theekop alleen een theekop
vol water kan bevatten en als ik er liter in zou willen gieten....
Ik heb gezegd dat in zoverre het gaat om feiten en stellingen, er
slechts een betrekkelijke waarde bestaat en een betrekkelijk goed,
juist, enz. En laat ik dit, voor ik verderga, met een tamelijk
duidelijk voorbeeld illustreren. De juiste weg is de weg die naar een
willekeurig vooraf bepaald einde voert en het is ons allen volkomen
duidelijk dat het niet zinnig is te praten over de juiste weg, buiten
zulk een vooraf bepaald doel om. Laten we nu eens kijken, wat ze zouden
kunnen bedoelen met de uitdrukking "de absoluut juiste
weg." Ik denk dat het de weg is, die iedereen, die hem ziet, met
een logische noodzakelijkheid, moet gaan, of zich ervoor zou moeten
schamen als hij dat niet zou doen. En evenzo zou het absolute goed, als
het een omschrijfbare toestand is, iets moeten zijn wat iedereen,
onafhankelijk van zijn smaak of neigingen, noodzakelijkerwijs zou
moeten bewerkstelligen of zich schuldig moeten voelen als hij dat
nalaat. En ik moet eerlijk zeggen dat een dergelijke stand van zaken
een hersenschim is. Geen enkele toestand heeft op zich wat ik de
dwingende kracht van een absolute autoriteit zou willen noemen.
Dus wat hebben wij allen die, net als ik, toch in de verleiding komen
zulke uitdrukkingen als "het absolute goed",
"absolute waarde", etc te gebruiken, wat gaat er in ons om
en wat proberen we uit te drukken? Welnu, elke keer wanneer ik dat
mijzelf probeer duidelijk te maken, ligt het voor de hand dat ik mij
situaties waarin ik ongetwijfeld deze uitdrukkingen zou gebruiken weer
voor de geest tracht te halen en dan verkeer ik in de situatie waarin u
zou zitten als ik, bijvoorbeeld, voor u een voordracht zou houden over
de psychologie van het genot. Wat u dan zou doen is u een typische
situatie proberen voor de geest te halen, waarin u altijd genot ervaren
hebt. Want alles wat ik u, met die situatie voor ogen, zou zeggen, zou
voor u concreet en als het ware controleerbaar zijn. Iemand zou
misschien de sensatie wanneer hij op een mooie zomerse dag een
wandeling maakt als stereotiep voorbeeld nemen. In deze situatie
verkeer ik nu, als ik mijn geest wil fixeren op wat ik bedoel met de
absolute of ethische waarde.
En dan, in mijn geval, gebeurt het altijd dat het beeld van een
bijzondere ervaring bij mij opdoemt, die daarom in zekere zin, mijn
ervaring bij uitstek is en dat is de reden, waarom, nu ik tot u spreek,
deze ervaring als mijn allereerste voorbeeld zal gebruiken. (Zoals ik
al eerder gezegd heb, is dit een volstrekt persoonlijke zaak en anderen
zullen andere voorbeelden frappanter vinden) Ik zal deze ervaring
beschrijven met de bedoeling bij u, zo mogelijk, dezelfde of
soortgelijke ervaringen weer voor de geest te roepen, zodat we een
gemeenschappelijke basis hebben voor ons onderzoek.
Ik geloof dat de beste manier om het te omschrijven is, te vertellen
dat als ik dat heb ik me verwonder over het bestaan van de wereld. En
dan ben ik geneigd om zinnen te gebruiken als "wat bijzonder dat
alles bestaat" of "wat bijzonder dat de wereld bestaat".
Ik zal zomaar een andere ervaring vermelden, die ik ook ken en waarmee
anderen van u ook mee bekend zijn: het is, wat men zou kunnen noemen,
het ervaren van een gevoel van absolute veiligheid. Ik bedoel de
geestestoestand waarin men geneigd is te zeggen "ik ben veilig,
niets kan mij deren, wat er ook gebeurt".
Laat ik deze ervaringen nader beschouwen, want ik geloof dat zij juist
de kenmerken vertonen van wat wij helder willen krijgen. En dan is het
eerste wat ik moet zeggen dat de verbale uitdrukking die we aan deze
ervaringen geven onzinnig is.
Als ik zeg dat "ik me verwonder over het bestaan van de
wereld" misbruik ik de taal. Laat ik dit verduidelijken: het
heeft een volstrekt goede en heldere betekenis als ik zeg dat ik me
verwonder wanneer iets het geval is, wij begrijpen allemaal wat het
betekent als ik zeg dat ik me verwonder over de grootte van een hond
die groter is dan ieder andere die ik ooit eerder gezien heb of over
ieder ding dat, in de gewone betekenis van het woord, uitzonderlijk is.
In al die gevallen verwonder ik me over dat iets het geval is, waarvan
ik me niet kon voorstellen dat het wel het geval was. Ik verwonder me
over de grootte van deze hond, omdat ik me een voorstelling kon maken
van een hond van een andere, namelijk een gewone, grootte, waarover ik
me niet zou verwonderen. Zeggen "ik verwonder me erover dat zus
en zo het geval is" heeft alleen betekenis als ik me kan
voorstellen dat het niet het geval is. In deze zin, kan iemand zich
verwonderen over het bestaan van, laat ik zeggen, een huis wanneer men
dat ziet, na het een lange tijd niet bezocht te hebben en zich heeft
voorgesteld, dat het in die tussentijd gesloopt was. Maar het is onzin
te zeggen dat ik me verwonder over het bestaan van de wereld, omdat ik
me niet kan voorstellen dat die niet bestaat.
Ik zou me natuurlijk kunnen verwonderen over het feit dat de wereld,
rondom mij, is zoals die is. Als ik dat bijvoorbeeld zou ervaren
terwijl ik naar de blauwe lucht kijk, zou ik me erover kunnen
verwonderen dat de lucht blauw is in tegenstelling tot wanneer die
bewolkt is. Maar dat is niet wat ik bedoel. Ik verwonder me over het
hemelgewelf, wat het ook moge zijn. Men zou in der verleiding kunnen
komen te zeggen dat waar ik me over verwonder een tautologie is,
namelijk dat de hemel blauw of niet blauw is. Maar dat is even onzinnig
als zeggen dat men zich over een tautologie verwondert.
Welnu, hetzelfde is van toepassing op de andere ervaring die ik vermeld
heb, het ervaren van een absoluut veilig zijn. We weten allemaal wat
het in het gewone leven betekent veilig te zijn. Ik ben veilig in mijn
kamer, waar ik niet door een bus overreden kan worden. Ik ben veilig
als ik kinkhoest gehad heb en het daarom niet nog een keer kan krijgen.
Veilig zijn betekent in wezen dat het fysiek onmogelijk is dat mij
bepaalde dingen zouden overkomen en daarom is het onzinnig te zeggen
dat ik veilig ben, wat er ook gebeurt. Dit is weer een misbruiken van
het woord "veilig", zoals het andere een voorbeeld was van
een misbruiken van het woord "bestaan" of "verwonderen".
Nu wil ik u er op wijzen dat een bepaald eigenaardig misbruik van onze
taal door alle ethische en religieuze uitdrukkingen heenloopt. Al deze
uitdrukkingen schijnen op het eerste gezicht slechts vergelijkingen te
zijn. Daardoor lijkt het dat wanneer wij het woord juist op een
ethische manier gebruiken, het, ofschoon wat we bedoelen niet juist is
in haar alledaagse betekenis, iets dergelijks is, en dat er als we
zeggen "Dit is een goeie vent", ofschoon het woord goed
hier niet betekent wat het in de zin "Dit is een goeie voetballer"
betekent, toch enige overeenkomst aanwezig is. En als
we zeggen "Het leven van deze man was waardevol" bedoelen
we dat niet op dezelfde manier waarop we spreken over een aantal
waardevolle juwelen, maar er lijkt enige vorm van analogie aanwezig te zijn.
In dit opzicht nu, lijken alle religieuze termen als gelijkenissen of
allegorisch gebruikt te worden. Want als we spreken over God en dat hij
alles ziet en als we knielen en tot hem bidden, lijken al onze
terminologie en daden delen van één grote en
gedetailleerde allegorie te zijn, die hem voorstelt als een menselijk
wezen met een grote macht, wiens gunst wij moeten proberen te winnen,
enz, enz.
Maar deze allegorie beschrijft ook de ervaring waar ik net naar
verwezen heb. Want de eerste is, geloof ik, precies waar mensen naar
verwijzen als zij zeiden dat God de wereld geschapen had; en het
ervaren van een volstrekte veiligheid is beschreven door te zeggen dat
we ons veilig voelen in Gods handen. Een derde ervaring van gelijke
aard is die van het schuldig voelen en alweer was dit omschreven door
de zin dat God ons gedrag afkeurt.
Daarom lijkt het alsof we in onze ethische en religieuze taal
doorlopend vergelijkingen gebruiken. Maar een vergelijking moet een
vergelijking met iets anders zijn. En als ik een feit door middel van
een vergelijking kan beschrijven, moet ik ook in staat zijn de
vergelijking te laten vallen en het feit zonder dat te beschrijven. Dus
in ons geval merken we dat, zo gauw we de vergelijking laten vallen en
gewoon de feiten opnoemen die zich daar achter bevinden, er niet zulke
feiten zijn. En dus lijkt, wat eerst een vergelijking scheen te zijn,
alleen maar onzin.
Het lijkt dus nu dat de drie ervaringen die ik u genoemd heb (en ik zou
er andere aan toe kunnen voegen) voor degenen die ze ervaren hebben,
bijvoorbeeld voor mij, op een of andere manier een intrinsieke,
absolute, waarde hebben. Maar wanneer ik zeg dat het ervaringen zijn,
zijn het ongetwijfeld feiten; zij hebben toen en daar plaats gevonden,
hebben een bepaalde duidelijk afgebakende tijd geduurd en zijn daarom
te beschrijven. En dus moet ik toegeven dat het onzin is te zeggen dat
wat ik een paar minuten geleden gezegd heb een absolute waarde heeft.
En ik zal mijn bewering nog pregnanter maken door te zeggen dat
"het de paradox is dat een ervaring, een feit, een
bovennatuurlijke waarde lijkt te hebben".
Maar er is een manier waarop ik geneigd ben deze paradox tegemoet te
treden. Laat ik eerst weer onze eerste ervaring van de verwondering
over het bestaan van de wereld bekijken en laat ik het op een iets
andere manier omschrijven; we weten allemaal wat in het dagelijkse
leven een wonder genoemd zou worden. Het is duidelijk gewoon een
gebeurtenis zoals we nog nooit gezien hebben. Stel je nu voor dat er
zoiets zou gebeuren. Neem het geval dat iemand van u plotseling een
leeuwenkop zou krijgen en zou beginnen te brullen. Ik kan me
voorstellen dat dat zeer uitzonderlijk zou zijn. Als we eenmaal van
onze verbazing bekomen zouden zijn, zou, wat ik zou willen voorstellen,
zijn er een dokter bij te halen, die de zaak wetenschappelijk zou
onderzoeken en als het hem niet zou deren zou ik willen dat er
vivisectie op hem gepleegd zou worden. En wat zou er dan van het wonder
overblijven? Want het is duidelijk dat als we er op deze manier naar
kijken al het wonderbaarlijke verdwenen is; tenzij we met deze term
alleen maar bedoelen dat een feit nog niet door de wetenschap verklaard
is, wat weer betekent dat we tot dan toe er niet in geslaagd zijn dit
feit, in een wetenschappelijk systeem, bij andere onder te brengen.
Dit laat zien dat het absurd is te zeggen "de wetenschap heeft
bewezen dat er geen wonderen bestaan" De waarheid is dat de
wetenschappelijke manier van naar een feit kijken, niet de manier is om
naar een wonder te kijken. Want welk feit je je ook moge voorstellen,
het is op zichzelf niet wonderbaarlijk in de absolute betekenis van dat
woord. Want we zien nu dat we het woord "wonder" in een
betrekkelijke en absolute zin gebruikt hebben. En nu zal ik het ervaren
van de verwondering over het bestaan van de wereld beschrijven door te
zeggen: het is het ervaren van het zien van de wereld als een wonder.
Nu kom ik in de verleiding om te zeggen dat de juiste
taaluitdrukking voor het wonder van het bestaan van de wereld, hoewel
het geen enkele stelling in de taal is, het bestaan van de taal zelf
is. Maar wat betekent het dan om de ene keer wel en de andere niet
bewust te zijn van dit wonder? Want alles wat ik gezegd heb met het
vervangen van de uitdrukking van het wonderbaarlijke van een
uitdrukking door middel van taal voor de uitdrukking door het bestaan
van de taal, alles wat ik gezegd heb is opnieuw dat we niet kunnen
uitdrukken wat we willen uitdrukken en dat alles wat we kunnen zeggen
over het absolute wonderbaarlijke onzinnig blijft.
Het antwoord op dit alles zal voor velen van u nu wel volmaakt
duidelijk lijken. U zult zeggen: Welnu, als bepaalde ervaringen ons
doorlopend verleiden een kwaliteit aan hen toe te kennen, die wij een
absolute of ethische waarde en belangrijkheid noemen, toont dat
eenvoudigweg aan dat wij met deze woorden geen onzin bedoelen en dat
per slot van rekening alles wat we bedoelen te zeggen met het feit dat
een ervaring een absolute waarde heeft, gewoon een feit is als andere
feiten en dat het er allemaal op neer komt dat we er nog niet in
geslaagd zijn de juiste logische analyse te vinden van wat we bedoelen
met onze ethische en religieuze uitdrukkingen. Wanneer dit zich nu zo
aan mij opdringt, zie ik opeens, als het ware in een lichtflits, niet
alleen dat geen enkele uitdrukking, die ik kan bedenken, zou kunnen
beschrijven wat ik met een absolute waarde bedoel, maar dat ik elke
betekenisvolle beschrijving die wie dan ook zou kunnen voorstellen, op
grond van zijn betekenis, ab initio, zou moeten verwerpen.
Dat wil zeggen: ik zie nu dat deze onzinnige uitdrukkingen niet
onzinnig waren, omdat ik nog niet de juiste uitdrukkingen gevonden had,
maar omdat hun onzinnigheid juist hun essentie was. Want alles wat ik
daarmee wilde doen was juist de wereld voorbijgaan en dat wil zeggen
voorbij de betekenis van de taal. Mijn hele teneur en, naar ik geloof,
de teneur van alle mensen die ooit gepoogd hebben te schrijven of te
praten over Ethiek of Religie, was om tegen de grenzen van de taal op
te lopen. Dit tegen de muren van onze kooi op rennen is volmaakt en
absoluut hopeloos. Ethiek, in zoverre het ontspringt aan het verlangen
iets over de ultieme zin van het leven, het absolute goed, de absolute
waarde, te zeggen kan geen wetenschap zijn. Wat het zegt voegt op geen
enkele manier iets aan onze kennis toe. Maar ik kan er niets aan doen
dat ik dit bewijs van een teneur in de menselijke geest, persoonlijk
zeer waardeer en met geen mogelijkheid belachelijk zou kunnen maken.