Ludwig Wittgenstein

Lezing over Ethiek

Zoals u weet is mijn onderwerp de Ethiek en ik zal de verklaring van die term overnemen, die Professor Moore in zijn boek Principia Ethica gegeven heeft. Hij zegt: "Ethiek is de algemene vraag naar wat goed is." Ik zal de term Ethiek nu in een wat ruimere zin gebruiken, eigenlijk op een manier waarvan ik geloof dat het het meest essentiële gedeelte, van wat doorgaans de Esthetiek genoemd wordt, bevat.

En om u zo duidelijk mogelijk te laten zien wat ik als het onderwerp van de Ethiek beschouw, zal ik u een aantal min of meer synonieme uitdrukkingen voorleggen, die allemaal inwisselbaar zijn voor bovengenoemde definitie, en door ze op te noemen wil ik hetzelfde effect bereiken dat Galton teweegbracht, toen hij een aantal foto's van verschillende gezichten op dezelfde fotografische plaat overbracht met het doel een beeld te krijgen van de karakteristieke trekken, die ze allen gemeen hadden.  En door u een dergelijke collectieve foto te laten zien, zou ik u kunnen laten zien wat het typische, laat ik zeggen, Chinese gezicht is; dus als u door de reeks van synoniemen, die ik u zal voorleggen, heenkijkt, zult u, naar ik hoop, in staat zijn de karakteristieke kenmerken die ze allen gemeen hebben te zien en dat nu zijn de karakteristieke kenmerken van de Ethiek.

Ik zou dus in plaats van "Ethiek is de vraag naar wat goed is" hebben kunnen zeggen, dat Ethiek de vraag is naar wat waardevol is, of, naar wat werkelijk belangrijk is, of ik zou hebben kunnen zeggen dat Ethiek de vraag is naar de zin van het leven, of naar datgene wat het leven het leven waard maakt, of naar de juiste manier van leven. Ik geloof dat als u naar al deze zinnen kijkt, u een ruw idee krijgt over hetgeen waar Ethiek mee te maken heeft.
Het eerste nu, wat iemand opvalt bij al deze uitdrukkingen is dat in feite elk ervan in twee verschillende betekenissen gebruikt wordt. Ik zal ze enerzijds de triviale of betrekkelijke betekenis en anderzijds de ethische of absolute betekenis noemen. Als ik bijvoorbeeld zeg dat dit een goede stoel is, betekent dit dat de stoel een bepaald voorbestemd doel dient en dat het woord goed hier slechts in zoverre een betekenis heeft als dat dit doel eerder vastgesteld is. In feite betekent het woord goed in de betrekkelijke zin dus gewoon dat het beantwoordt aan een bepaald van te voren afgesproken criterium. Dus als we zeggen dat deze man een goede pianist is bedoelen we dat hij stukken van een bepaalde moeilijkheidsgraad kan spelen met een bepaalde graad van bedrevenheid. En evenzo, als ik zeg dat het voor mij belangrijk is geen kou te vatten, bedoel ik dat kouvatten bepaalde te omschrijven verstoringen in mijn leven teweegbrengt en als ik zeg dat dit de juiste weg is bedoel ik, dat het de juiste weg is met betrekking tot een bepaald doel.
Op deze manier gebruikt, leveren deze uitdrukkingen geen enkel moeilijk of diepzinnig probleem op. Maar dat is niet de manier waarop de Ethiek deze gebruikt. Stel dat ik zou kunnen tennissen en iemand van u zou me zien spelen en zeggen:"Nou, u speelt nogal slecht" en stel dat ik zou antwoorden "Ik weet het, ik speel nogal slecht, maar ik wil helemaal niet beter spelen", dan zou het enige wat die ander zou kunnen zeggen zijn "O, dan is het goed". Maar stel dat ik een van u een absurde leugen verteld zou hebben en hij dan naar me toe zou komen en zou zeggen "Je gedraagt je als een beest" en ik dan zou zeggen "Ik weet dat ik me slecht gedraag, maar ik heb helemaal geen zin om me beter te gedragen," zou hij dan kunnen zeggen "O, dan is het goed"? Natuurlijk niet, hij zou zeggen "Nou, u moest u eigenlijk beter willen gedragen."Hier hebt u een absoluut waardeoordeel, terwijl het eerste voorbeeld een betrekkelijk oordeel was.

De essentie van dit verschil lijkt duidelijk dit te zijn: Ieder oordeel van betrekkelijke waarde is slechts een mededeling van feiten en kan daarom in een zodanige vorm gegoten worden dat het alle schijn van een waardeoordeel verliest: In plaats van te zeggen "Dit is de juiste weg naar Granchester," had ik net zo goed kunnen zeggen, "Dit is de juiste weg die je af moet leggen als je zo snel mogelijk in Granchester wil komen", "Deze man is een goede hardloper" betekent gewoon dat hij een bepaald aantal mijlen in een bepaald aantal minuten kan lopen, enz.

Wat ik dus wil beweren is dat, hoewel men kan aantonen dat alle uitspraken van betrekkelijke waarde niet meer dan mededelingen van feiten zijn en dat geen enkele feitelijke mededeling ooit een uitspraak van absolute waarde kan zijn of kan inhouden.
Laat ik dit verduidelijken: Stel iemand van u zou een alwetend persoon zijn en daarom alle bewegingen van alle lichamen ter wereld, dood of levend, kennen en dat hij tevens weet zou hebben van alle gemoedstoestanden van alle menselijke wezens die ooit geleefd hebben, en stel dat die man alles wat hij wist in een groot boek zou opschrijven, dan zou dit boek de hele beschrijving van de wereld bevatten; dus wat ik wil zeggen is dat dit boek niets zou bevatten van wat wij een ethische uitspraak zouden noemen, noch iets dat logischerwijs zulk een uitspraak zou inhouden. Het zou natuurlijk alle betrekkelijke uitspraken bevatten en alle ware wetenschappelijke stellingen en in feite alle stellingen die er gemaakt zouden kunnen worden. Maar alle beschreven feiten zouden zich, als het ware, op hetzelfde niveau bevinden en op dezelfde wijze bevinden alle stellingen zich ook op hetzelfde niveau. Er zijn geen stellingen die, in welke absolute zin dan ook, verheven, belangrijk of triviaal zijn.

Misschien zullen sommigen van u het daarmee eens zijn en herinnerd worden aan Hamlet's woorden: "Niets is of goed of slecht, maar het denken maakt dat zo". Maar dat zou weer tot een misverstand kunnen leiden. Wat Hamlet zegt lijkt erop neer te komen dat goed en kwaad, hoewel het geen kwaliteiten zijn van de wereld buiten ons, eigenschappen zijn van onze geestestoestand. Maar wat ik bedoel is dat een geestestoestand, voor zoverre we daar een feit mee bedoelen dat we kunnen beschrijven, niet in ethische zin goed of kwaad is. Als we bijvoorbeeld in ons wereldboek de beschrijving van een moord met alle fysieke en psychologische details lezen, zal louter de beschrijving van die feiten niets bevatten van wat we een ethische stelling zouden kunnen noemen. De moord zal zich op precies hetzelfde niveau bevinden als welke gebeurtenis dan ook, bijvoorbeeld het vallen van een steen. Natuurlijk zou het lezen van de beschrijving ons pijn kunnen doen of razend kunnen maken of elke andere emotie kunnen veroorzaken, of we zouden over de pijn en woede die door die moord teweeggebracht zou kunnen worden bij andere mensen, die ervan gehoord hadden, kunnen lezen, maar het zullen eenvoudigweg feiten blijven, feiten en feiten, maar geen ethiek
En als ik nu zou moeten zeggen dat, als ik nadenk over wat Ethiek echt zou moeten zijn, als er zo´n wetenschap zou zijn, lijkt mij het resultaat nogal voor de handliggend. Het lijkt mij overduidelijk dat het niet iets is, dat wij ooit zouden kunnen bedenken of zeggen dat het zou kunnen zijn. Dat we niet een wetenschappelijk boek kunnen schrijven, waarvan het onderwerp intrinsiek verheven en boven alle andere onderwerpen zou kunnen staan. Ik kan alleen mijn gevoel beschrijven met de metafoor, dat als iemand een boek over Ethiek zou kunnen schrijven, dat werkelijk een boek over Ethiek zou zijn, dit boek, met één explosie alle andere boeken ter wereld zou vernietigen. De woorden die we gebruiken zoals we ze in de wetenschap gebruiken, zijn vaten die slechts in staat zijn bedoeling en zin te bevatten en uit te drukken, een natuurlijke bedoeling en zin. Ethiek, zo het iets moge zijn, is bovennatuurlijk en onze woorden kunnen slechts feiten uitdrukken; zoals een theekop alleen een theekop vol water kan bevatten en als ik er liter in zou willen gieten....

Ik heb gezegd dat in zoverre het gaat om feiten en stellingen, er slechts een betrekkelijke waarde bestaat en een betrekkelijk goed, juist, enz. En laat ik dit, voor ik verderga, met een tamelijk duidelijk voorbeeld illustreren. De juiste weg is de weg die naar een willekeurig vooraf bepaald einde voert en het is ons allen volkomen duidelijk dat het niet zinnig is te praten over de juiste weg, buiten zulk een vooraf bepaald doel om. Laten we nu eens kijken, wat ze zouden kunnen bedoelen met de uitdrukking "de absoluut juiste weg." Ik denk dat het de weg is, die iedereen, die hem ziet, met een logische noodzakelijkheid, moet gaan, of zich ervoor zou moeten schamen als hij dat niet zou doen. En evenzo zou het absolute goed, als het een omschrijfbare toestand is, iets moeten zijn wat iedereen, onafhankelijk van zijn smaak of neigingen, noodzakelijkerwijs zou moeten bewerkstelligen of zich schuldig moeten voelen als hij dat nalaat. En ik moet eerlijk zeggen dat een dergelijke stand van zaken een hersenschim is. Geen enkele toestand heeft op zich wat ik de dwingende kracht van een absolute autoriteit zou willen noemen.

Dus wat hebben wij allen die, net als ik, toch in de verleiding komen zulke uitdrukkingen als "het absolute goed", "absolute waarde", etc te gebruiken, wat gaat er in ons om en wat proberen we uit te drukken? Welnu, elke keer wanneer ik dat mijzelf probeer duidelijk te maken, ligt het voor de hand dat ik mij situaties waarin ik ongetwijfeld deze uitdrukkingen zou gebruiken weer voor de geest tracht te halen en dan verkeer ik in de situatie waarin u zou zitten als ik, bijvoorbeeld, voor u een voordracht zou houden over de psychologie van het genot. Wat u dan zou doen is u een typische situatie proberen voor de geest te halen, waarin u altijd genot ervaren hebt. Want alles wat ik u, met die situatie voor ogen, zou zeggen, zou voor u concreet en als het ware controleerbaar zijn. Iemand zou misschien de sensatie wanneer hij op een mooie zomerse dag een wandeling maakt als stereotiep voorbeeld nemen. In deze situatie verkeer ik nu, als ik mijn geest wil fixeren op wat ik bedoel met de absolute of ethische waarde.

En dan, in mijn geval, gebeurt het altijd dat het beeld van een bijzondere ervaring bij mij opdoemt, die daarom in zekere zin, mijn ervaring bij uitstek is en dat is de reden, waarom, nu ik tot u spreek, deze ervaring als mijn allereerste voorbeeld zal gebruiken. (Zoals ik al eerder gezegd heb, is dit een volstrekt persoonlijke zaak en anderen zullen andere voorbeelden frappanter vinden) Ik zal deze ervaring beschrijven met de bedoeling bij u, zo mogelijk, dezelfde of soortgelijke ervaringen weer voor de geest te roepen, zodat we een gemeenschappelijke basis hebben voor ons onderzoek.

Ik geloof dat de beste manier om het te omschrijven is, te vertellen dat als ik dat heb ik me verwonder over het bestaan van de wereld. En dan ben ik geneigd om zinnen te gebruiken als "wat bijzonder dat alles bestaat" of "wat bijzonder dat de wereld bestaat".

Ik zal zomaar een andere ervaring vermelden, die ik ook ken en waarmee anderen van u ook mee bekend zijn: het is, wat men zou kunnen noemen, het ervaren van een gevoel van absolute veiligheid. Ik bedoel de geestestoestand waarin men geneigd is te zeggen "ik ben veilig, niets kan mij deren, wat er ook gebeurt".
Laat ik deze ervaringen nader beschouwen, want ik geloof dat zij juist de kenmerken vertonen van wat wij helder willen krijgen. En dan is het eerste wat ik moet zeggen dat de verbale uitdrukking die we aan deze ervaringen geven onzinnig is.

Als ik zeg dat "ik me verwonder over het bestaan van de wereld" misbruik ik de taal. Laat ik dit verduidelijken: het heeft een volstrekt goede en heldere betekenis als ik zeg dat ik me verwonder wanneer iets het geval is, wij begrijpen allemaal wat het betekent als ik zeg dat ik me verwonder over de grootte van een hond die groter is dan ieder andere die ik ooit eerder gezien heb of over ieder ding dat, in de gewone betekenis van het woord, uitzonderlijk is. In al die gevallen verwonder ik me over dat iets het geval is, waarvan ik me niet kon voorstellen dat het wel het geval was. Ik verwonder me over de grootte van deze hond, omdat ik me een voorstelling kon maken van een hond van een andere, namelijk een gewone, grootte, waarover ik me niet zou verwonderen. Zeggen "ik verwonder me erover dat zus en zo het geval is" heeft alleen betekenis als ik me kan voorstellen dat het niet het geval is. In deze zin, kan iemand zich verwonderen over het bestaan van, laat ik zeggen, een huis wanneer men dat ziet, na het een lange tijd niet bezocht te hebben en zich heeft voorgesteld, dat het in die tussentijd gesloopt was. Maar het is onzin te zeggen dat ik me verwonder over het bestaan van de wereld, omdat ik me niet kan voorstellen dat die niet bestaat.

Ik zou me natuurlijk kunnen verwonderen over het feit dat de wereld, rondom mij, is zoals die is. Als ik dat bijvoorbeeld zou ervaren terwijl ik naar de blauwe lucht kijk, zou ik me erover kunnen verwonderen dat de lucht blauw is in tegenstelling tot wanneer die bewolkt is. Maar dat is niet wat ik bedoel. Ik verwonder me over het hemelgewelf, wat het ook moge zijn. Men zou in der verleiding kunnen komen te zeggen dat waar ik me over verwonder een tautologie is, namelijk dat de hemel blauw of niet blauw is. Maar dat is even onzinnig als zeggen dat men zich over een tautologie verwondert.

Welnu, hetzelfde is van toepassing op de andere ervaring die ik vermeld heb, het ervaren van een absoluut veilig zijn. We weten allemaal wat het in het gewone leven betekent veilig te zijn. Ik ben veilig in mijn kamer, waar ik niet door een bus overreden kan worden. Ik ben veilig als ik kinkhoest gehad heb en het daarom niet nog een keer kan krijgen. Veilig zijn betekent in wezen dat het fysiek onmogelijk is dat mij bepaalde dingen zouden overkomen en daarom is het onzinnig te zeggen dat ik veilig ben, wat er ook gebeurt. Dit is weer een misbruiken van het woord "veilig", zoals het andere een voorbeeld was van een misbruiken van het woord "bestaan" of "verwonderen".

Nu wil ik u er op wijzen dat een bepaald eigenaardig misbruik van onze taal door alle ethische en religieuze uitdrukkingen heenloopt. Al deze uitdrukkingen schijnen op het eerste gezicht slechts vergelijkingen te zijn. Daardoor lijkt het dat wanneer wij het woord juist op een ethische manier gebruiken, het, ofschoon wat we bedoelen niet juist is in haar alledaagse betekenis, iets dergelijks is, en dat er als we zeggen "Dit is een goeie vent", ofschoon het woord goed hier niet betekent wat het in de zin "Dit is een goeie voetballer" betekent, toch enige overeenkomst aanwezig is. En als we zeggen "Het leven van deze man was waardevol" bedoelen we dat niet op dezelfde manier waarop we spreken over een aantal waardevolle juwelen, maar er lijkt enige vorm van analogie aanwezig te zijn.
In dit opzicht nu, lijken alle religieuze termen als gelijkenissen of allegorisch gebruikt te worden. Want als we spreken over God en dat hij alles ziet en als we knielen en tot hem bidden, lijken al onze terminologie en daden delen van één grote en gedetailleerde allegorie te zijn, die hem voorstelt als een menselijk wezen met een grote macht, wiens gunst wij moeten proberen te winnen, enz, enz.

Maar deze allegorie beschrijft ook de ervaring waar ik net naar verwezen heb. Want de eerste is, geloof ik, precies waar mensen naar verwijzen als zij zeiden dat God de wereld geschapen had; en het ervaren van een volstrekte veiligheid is beschreven door te zeggen dat we ons veilig voelen in Gods handen. Een derde ervaring van gelijke aard is die van het schuldig voelen en alweer was dit omschreven door de zin dat God ons gedrag afkeurt.
Daarom lijkt het alsof we in onze ethische en religieuze taal doorlopend vergelijkingen gebruiken. Maar een vergelijking moet een vergelijking met iets anders zijn. En als ik een feit door middel van een vergelijking kan beschrijven, moet ik ook in staat zijn de vergelijking te laten vallen en het feit zonder dat te beschrijven. Dus in ons geval merken we dat, zo gauw we de vergelijking laten vallen en gewoon de feiten opnoemen die zich daar achter bevinden, er niet zulke feiten zijn. En dus lijkt, wat eerst een vergelijking scheen te zijn, alleen maar onzin.

Het lijkt dus nu dat de drie ervaringen die ik u genoemd heb (en ik zou er andere aan toe kunnen voegen) voor degenen die ze ervaren hebben, bijvoorbeeld voor mij, op een of andere manier een intrinsieke, absolute, waarde hebben. Maar wanneer ik zeg dat het ervaringen zijn, zijn het ongetwijfeld feiten; zij hebben toen en daar plaats gevonden, hebben een bepaalde duidelijk afgebakende tijd geduurd en zijn daarom te beschrijven. En dus moet ik toegeven dat het onzin is te zeggen dat wat ik een paar minuten geleden gezegd heb een absolute waarde heeft. En ik zal mijn bewering nog pregnanter maken door te zeggen dat "het de paradox is dat een ervaring, een feit, een bovennatuurlijke waarde lijkt te hebben".

Maar er is een manier waarop ik geneigd ben deze paradox tegemoet te treden. Laat ik eerst weer onze eerste ervaring van de verwondering over het bestaan van de wereld bekijken en laat ik het op een iets andere manier omschrijven; we weten allemaal wat in het dagelijkse leven een wonder genoemd zou worden. Het is duidelijk gewoon een gebeurtenis zoals we nog nooit gezien hebben. Stel je nu voor dat er zoiets zou gebeuren. Neem het geval dat iemand van u plotseling een leeuwenkop zou krijgen en zou beginnen te brullen. Ik kan me voorstellen dat dat zeer uitzonderlijk zou zijn. Als we eenmaal van onze verbazing bekomen zouden zijn, zou, wat ik zou willen voorstellen, zijn er een dokter bij te halen, die de zaak wetenschappelijk zou onderzoeken en als het hem niet zou deren zou ik willen dat er vivisectie op hem gepleegd zou worden. En wat zou er dan van het wonder overblijven? Want het is duidelijk dat als we er op deze manier naar kijken al het wonderbaarlijke verdwenen is; tenzij we met deze term alleen maar bedoelen dat een feit nog niet door de wetenschap verklaard is, wat weer betekent dat we tot dan toe er niet in geslaagd zijn dit feit, in een wetenschappelijk systeem, bij andere onder te brengen.
Dit laat zien dat het absurd is te zeggen "de wetenschap heeft bewezen dat er geen wonderen bestaan" De waarheid is dat de wetenschappelijke manier van naar een feit kijken, niet de manier is om naar een wonder te kijken. Want welk feit je je ook moge voorstellen, het is op zichzelf niet wonderbaarlijk in de absolute betekenis van dat woord. Want we zien nu dat we het woord "wonder" in een betrekkelijke en absolute zin gebruikt hebben. En nu zal ik het ervaren van de verwondering over het bestaan van de wereld beschrijven door te zeggen: het is het ervaren van het zien van de wereld als een wonder.

Nu kom ik in de verleiding om te zeggen dat de juiste taaluitdrukking voor het wonder van het bestaan van de wereld, hoewel het geen enkele stelling in de taal is, het bestaan van de taal zelf is. Maar wat betekent het dan om de ene keer wel en de andere niet bewust te zijn van dit wonder? Want alles wat ik gezegd heb met het vervangen van de uitdrukking van het wonderbaarlijke van een uitdrukking door middel van taal voor de uitdrukking door het bestaan van de taal, alles wat ik gezegd heb is opnieuw dat we niet kunnen uitdrukken wat we willen uitdrukken en dat alles wat we kunnen zeggen over het absolute wonderbaarlijke onzinnig blijft.

Het antwoord op dit alles zal voor velen van u nu wel volmaakt duidelijk lijken. U zult zeggen: Welnu, als bepaalde ervaringen ons doorlopend verleiden een kwaliteit aan hen toe te kennen, die wij een absolute of ethische waarde en belangrijkheid noemen, toont dat eenvoudigweg aan dat wij met deze woorden geen onzin bedoelen en dat per slot van rekening alles wat we bedoelen te zeggen met het feit dat een ervaring een absolute waarde heeft, gewoon een feit is als andere feiten en dat het er allemaal op neer komt dat we er nog niet in geslaagd zijn de juiste logische analyse te vinden van wat we bedoelen met onze ethische en religieuze uitdrukkingen. Wanneer dit zich nu zo aan mij opdringt, zie ik opeens, als het ware in een lichtflits, niet alleen dat geen enkele uitdrukking, die ik kan bedenken, zou kunnen beschrijven wat ik met een absolute waarde bedoel, maar dat ik elke betekenisvolle beschrijving die wie dan ook zou kunnen voorstellen, op grond van zijn betekenis, ab initio, zou moeten verwerpen.

Dat wil zeggen: ik zie nu dat deze onzinnige uitdrukkingen niet onzinnig waren, omdat ik nog niet de juiste uitdrukkingen gevonden had, maar omdat hun onzinnigheid juist hun essentie was. Want alles wat ik daarmee wilde doen was juist de wereld voorbijgaan en dat wil zeggen voorbij de betekenis van de taal. Mijn hele teneur en, naar ik geloof, de teneur van alle mensen die ooit gepoogd hebben te schrijven of te praten over Ethiek of Religie, was om tegen de grenzen van de taal op te lopen. Dit tegen de muren van onze kooi op rennen is volmaakt en absoluut hopeloos. Ethiek, in zoverre het ontspringt aan het verlangen iets over de ultieme zin van het leven, het absolute goed, de absolute waarde, te zeggen kan geen wetenschap zijn. Wat het zegt voegt op geen enkele manier iets aan onze kennis toe. Maar ik kan er niets aan doen dat ik dit bewijs van een teneur in de menselijke geest, persoonlijk zeer waardeer en met geen mogelijkheid belachelijk zou kunnen maken.

Naar boven

Home