J.H. Speenhof

Loflied op Prof. Bolland

Holland heeft Professor Bolland,
Daar is zeer veel mee gezegd.
Zonder Bolland kwam in Holland
Weinig van moraal terecht
Moesten we tevreden wezen
Met ons ouderwetsch gedoe,
Daarom stappen we eendrachtig
Naar ons Bolland kerkje toe.

Als Professor gaat doceren
Wordt hij van ontstemming dol,
Door 't ongeboren bakkus
Van een geestelijke prol.
Runderen zijn jullie allen,
Hooren jullie wat ik zeg,
Moet ik daarvoor gaan staan praten,
Doe die runderkoppen weg.

Zalen vol met fraaie dames,
Staren Bolland angstig aan,
Want vooral de wijfjes-menschen,
Zijn het meeste aangedaan.
Als ze geen visites maken,
Of als Mengelberg niet speelt,
Nemen ze een Bolland-snufje,
Omdat tennissen verveelt.

Slappe liberty-juffrouwtjes
Spelen Bollandje op straat,
Nemen als ze 's nachts gaan rusten,
Bolland mee in zakformaat,
Bolland oogen, Bolland zinnen,
Bollandinnetjes gemor,
O, wanneer ze even durfden
Droegen ze een Bolland snor.

Jongelui met rechte haren
En fluweelen buisjes aan,
Zien w'als ongedrukte dichters,
Stil naar zijn college gaan,
In een hoekje, op een hoopje,
Ergens achter in de zaal,
Slapen ze als matte roosjes,
Door de macht van Bollands taal.

Ouwe, eigenwijze heeren,
Weten er de puntjes van,
Als je vraagt, wat wil toch Bolland
Kijken ze je smalend an,
Bolland is een knappe snuiter,
Cocadorus met 't woord,
Als hij strakjes niet mocht komen,
Zetten we 't zaakje voort.

Ouwe vrijsters gaan bij plukjes,
Naar die engel van 'n vent,
Die zoo fijn de tegenheden
Van de eenheid-liefde kent.
Bolland moet ze toch eens zeggen,
Wat er na de dood gebeurt;
Maar ze schrikken zich een flauwte,
Als Professor hen bespeurt

In ons stille, vrije Landje,
Woont een oppermachtig man,
Die met zijn wonder-woorden,
Wereldzinnen zeggen kan;
Als zijn taal na vele jaren,
Duizendmaal is uitgelegd,
Spreken we in Holland Bollandsch,
En je weet of wat je zegt.

28 september 1915

Bron: Willem Otterspeer. Bolland. een biografie.
Amsterdam, Bert Bakker, derde druk.


Professor Bolland

Anonymus

't Is toch gek dat alle menschen
Nog niet weten wie ik ben,
En mijn hersens niet doorschouwen
Zooals ik mijn eigen ken.
Ik, de grootste geest op aarde,
Ik de zon aan 't firmament
Die de Nederlandsche natie
Met zijn stralengloed verwent.

Die alleen de zuiv're reden
Aan 't publiek verklappen kan,
Die me aan 't lage volk ontworstel
Als gelukkig self-made-man.
Die alleen uit waarheidsliefde
Op de planken komt te staan,
En voor eigen overtuiging
Door het vuur zou willen gaan.

Joden, fietsen, democraten
Is de pest der maatschappij,
En nou weg met allen twijfel
Want het wordt gezegd door mij
Ik ben Bolland, 't Leidsche wonder,
't Centrum van de wetenschap
Met volkomen zelfverachting
Als mijn beste eigenschap.

Plato, Nietzche, Kant, Spinoza
Allen berg ik in mijn brein,
't Spijt mij dat ik moet bekennen
Dat het allen prullen zijn.
Daarom stomme Nederlanders
Voor de toekomst niet gebeefd,
Nu Bollandus hier bij jullie
Nog een leraarszetel heeft.

20 oktober 1921

Naar boven

Home