HET AFSCHUWELIJKE GEVAAR VAN LEZEN [a]

Voltaire

1765

Uit: Verzamelde Werken van Voltaire, Deel 25


Wij Joesoef-Chéribi, bij Gods genade moefti van het Heilige Ottomaanse Rijk, genie der genieën, uitverkorene onder de uitverkorenen, aan allen die deze bekendmaking onder ogen krijgen, dwaasheid en zegen.

Nu Saïd-Effendi, voorheen ambassadeur van de Verheven Porte [1] bij een kleine Staat, met de naam Framkrom [2], gelegen tussen Spanje en Italië, ons verslag gedaan heeft van het verderfelijke gebruik van de boekdrukkunst [3], nadat hij over die nieuwigheid onze eerbiedwaardige broeders, de kadi's en imams van de keizerlijke stad Stamboel geraadpleegd had en vooral de fakirs, die bekend staan om hun onvermoeibare strijd tegen het denken, heeft het Mohammed en ons goed geleken genoemde duivelse uitvinding van de boekdrukkunst te veroordelen, te verbieden en in de ban te doen, vanwege de hieronder verwoorde redenen.

1° De mogelijkheid om gedachten over te brengen lijkt duidelijk de onwetendheid te verjagen, de hoedster en waarborg van zeer beschaafde Staten.

2° Te vrezen valt dat onder die in het Oosten ingevoerde boeken, zich enkele bevinden die handelen over de landbouw en middelen om de werktuigkunde te vervolmaken, werken die op den duur, God verhoede het, bij onze landbouwers het vernuft kunnen doen ontwaken, onze handwerkslieden tot bedrijvigheid aanzetten en hun rijkdommen vergroten en hen op zekere dag kunnen bewegen hun ziel enigszins te verheffen en liefde te gaan koesteren voor het algemeen welzijn, gevoelens die volstrekt strijdig zijn met de heilige leer.

3° Het zal er ten slotte op uitdraaien dat we nog alleen maar beschikken over geschiedboeken die niets van doen hebben met de wonderen die de natie in een gelukzalige domheid houden. Ze zullen zo onvoorzichtig zijn om goede en kwade daden te rechtvaardigen en rechtvaardigheid en vaderlandsliefde aan te prijzen, wat duidelijk strijdig is met de rechten van onze contreien.

4° Na verloop van tijd zouden er rampzalige filosofen kunnen komen die onder het schoonschijnende, maar strafbare voorwendsel de mensen te onderrichten en te verbeteren, ons gevaarlijke deugden leren, die het volk nooit eerder gekend heeft.

5° Door de eerbied die zij hebben voor God te vergroten en schandelijk te vertellen dat hij overal aanwezig is, zouden zij ervoor kunnen zorgen dat het aantal pelgrims naar Mekka afneemt, tot groot nadeel voor het zielenheil.

6° Zonder twijfel zal het zover komen dat wij, door het lezen van boeken van Oosterse schrijvers, die besmettelijke ziekten behandeld hebben en de manier om ze te voorkomen, ons ongelukkigerwijs kunnen behoeden voor de pest, wat een enorme aanslag zal betekenen op de beschikkingen van de Voorzienigheid.

Vanwege deze en andere redenen zullen wij, ter stichting van de gelovigen en voor hun zielenheil, hen verbieden ooit een boek te lezen, op straffe van eeuwige verdoemenis. En uit angst dat zij door een duivelse verleiding hun kinderen gaan onderrichten, verbieden wij de vaders en moeders hen te leren lezen. Om elke overtreding van onze voorschriften te voorkomen, verbieden wij hen nadrukkelijk zelf te denken, onder bedreiging van dezelfde straf; wij drukken alle oprechte gelovigen op het hart bij onze kerkelijke rechtbank iedereen aan te geven die vier zinnen achtereen heeft uitgesproken, waaruit een duidelijke en onmiskenbare betekenis opgemaakt kan worden. Wij gelasten dat men zich in alle gesprekken moet bedienen van nietszeggende begrippen, naar het oude gebruik van de Verheven Porte.

En om te verhinderen dat er ook maar een enkele gedachte de heilige keizerlijk stad binnengesmokkeld wordt, benoemen wij in het bijzonder de hofarts van hare Hoogheid [4], geboren in een ten Noorden van het Oosten gelegen moeras; deze arts, die al vier doorluchtige leden [5] van de Ottomaanse familie naar de andere wereld heeft geholpen, heeft in het land meer dan wie ook belang bij het verhinderen van de introductie van nieuwe kennis; wij geven hem hierbij de bevoegdheid elk denkbeeld dat zich schriftelijk of mondeling zal aandienen bij de stadspoorten in hechtenis te nemen en genoemd denkbeeld aan handen en voeten gebonden ons aan te bieden, om het door ons te laten straffen zoals het ons belieft.

Gegeven in ons Paleis der Domheid, de 7e van de maand Muharram, in het jaar 1143 na de Hidjra [6]


NOTEN

[a] Dit geschriftje staat op pagina 159 van deel III van de Nieuwe Mengelwerken, dat het jaartal 1765 draagt. Het jaartal na de Hadjri wordt door Voltaire in zijn geschrift gesteld op 23 juli 1730. Voltaire wist dat heel goed, omdat hij in zijn Geschiedenis van Karel XII (zie deel XVI, pagina 286), zegt dat het jaar 1124 na de Hidjra neerkomt op het jaar 1712.

[1] De Verheven Porte, Hoge Porte of Sublieme Porte (Turks: bâb-i-âlî) was destijds de in Europa gebruikelijke aanduiding voor de regering van het Osmaanse Rijk, in tegenstelling tot het hof van de sultan.

[2] Dat woord, samengesteld uit twee Duitse woorden, duidt ongeveer het deel van Frankrijk aan, dat grenst aan de golf (Golfe de Lion) die in de oudheid de Gallicus sinus genoemd werd en onder de heerschappij van de Romeinen viel. Maar dat deel geldt hier voor het geheel; misschien moet in plaats van Frankrom, het Engelse woord Frenchdom gelezen worden, dat het koninkrijk Frankrijk aanduidt.

[3] In Constantinopel werden vanaf de xve eeuw boeken gedrukt. Volgens Wolf citeert Giambattista uit het boek Lessen voor kinderen, of de Hebreeuwse Lexicon, in 1488 in die stad gedrukt. Maar de Turkse boekdrukkunst dateert pas van 1726. De invoering is te danken aan Saïd-Effendi, die in 1721, in de hoedanigheid van ambassadesecretaris, zijn vader Mehemet-Effendi, ambassadeur aan het Franse Hof, vergezeld had en zelf in 1741 ambassadeur werd. Op het moment waarop Voltaire dit schreef, was in Constantinopel de boekdrukkerij volledig verdwenen en kwam pas weer op in 1784.

[4] Gerard Van Swieten, hofarts van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk, wilde zich bemoeien met de zielenartsenij en stelde zich tot taak te verhinderen dat goede Franse boeken de stad Wenen binnenkwamen. Niemand had toen kunnen voorzien dat Wenen twintig jaar later voor het Katholieke Europa een toonbeeld was verdraagzaamheid, vrijheid van drukpers en het tenietdoen van het kerkelijke gezag en tot slot de hervorming van de clerus.
De boeken van Voltaire waren het belangrijkste doelwit van de onverbiddelijkheid van Van Swieten, die nog een grotere hekel had aan inenten dan filosofie. Verschillende leden van de keizerlijke familie waren onder zijn handen gestorven aan de pokken. Hij kon niet verhinderen dat de pokkeninenting onder zijn ogen ingevoerd werd op het paleis te Wenen, evenals de inzichten die een zo verbazingwekkende revolutie teweegbrachten. - Van Swieten werd geboren in Leiden op 7 mei 1700 en stierf op 18 juni 1772 in Wenen. Voltaire heeft in 1771 een aantal weinig vleiende versregels aan hem gewijd, in zijn Brief aan de koning van Denemarken (over de persvrijheid):

Een zekere charlatan, die aanzien heeft verworven,
Beweert dat niemand zo schrander is als hij
Het zal je niet lukken, afvallige van Hippocrates,
Nog eerder zul je de dampen van mijn milt genezen.
Kom, hou op de levenden en doden te kwellen;
Tiran van mijn denken, moordenaar van mijn lijf,
Jouw zieken kun je dan wel verhinderen te leven,
Hen kun je allemaal doden, maar een goed boek nooit.

De Vorst over wie de Uitgever Kehl lovend spreekt is Jozef II (1741-1790).

[5] Die vier doorluchtige personen zijn : Karel-Jozef-Emmanuel, zoon van keizer Frans Stefanus, geboren in 1745, gestorven op 18 januari 1761; Jeanne-Gabrielle-Jozefine of Marie-Jeanne-Gabrielle, geboren in 1750, gestorven op 23 december 1762; Marie-Christine, geboren en gestorven 22 november 1763; en Marie-Elisabeth van Parma, na Jozef II echtgenote van de Aartshertog, gestorven aan de pokken op 27 november 1763.

[6] Komt overeen met 23 juli 1730.


Naar boven

Home