DE PARABEL VAN DE WATERTANK

Edward Bellamy (1850 - 1898)

Uit: Equality

HOOFDSTUK XXIII

Er was eens een heel droog land waarvan de bevolking grote behoefte had aan water. Van 's morgens tot 's avonds deden ze niets anders dan naar water zoeken en vele mensen kwamen om, omdat ze het niet konden vinden.

Maar er waren mannen in dat land, die sluwer en ijveriger waren dan de overigen, die grote voorraden water hadden verzameld, terwijl andere niets konden vinden. Die mannen werden kapitalisten genoemd. En het gebeurde, dat de mensen van dat land naar de kapitalisten toegingen en de kapitalisten smeekten hen iets van het water te geven, dat ze hadden verzameld, om het te drinken, want hun nood was hoog. Maar de kapitalisten antwoordden hen en zeiden:

"Ga weg, jullie dwazen! waarom zouden wij jullie van het water geven, dat wij hebben verzameld, want dan zouden we net als jullie worden en net als jullie doodgaan. Maar kijk wat wij voor jullie zullen doen. Als jullie onze knechten worden kunnen jullie water krijgen".

Toen zei het volk: "Geef ons alleen maar te drinken en wij zullen jullie knechten zijn, wij en onze kinderen." En zo ging het.

Nu waren de kapitalisten verstandige mannen en voor hun generatie heel slim. Zij deelden de mensen, die hun knechten waren, in groepen in met leiders en ambtenaren. Sommige zetten zij bij de bron, om water te scheppen, anderen lieten zij water dragen en weer anderen lieten zij naar nieuwe bronnen zoeken. En al het water werd naar één plaats gebracht en de kapitalisten maakten daar een grote tank om het water te bewaren. En de tank werd de Markt genoemd, want daarheen kwamen de mensen, zelfs de knechten van de kapitalisten, om water te halen. En de kapitalisten zeiden tot het volk:

"Kijk, voor elke emmer, die jullie ons brengen, zodat wij het in de tank, de Markt, kunnen gieten, zullen wij jullie één cent geven, maar voor elke emmer, die wij er uithalen om aan jullie te geven, zodat jullie kunnen drinken, moeten jullie en jullie vrouwen en kinderen, ons twee cent geven. Het verschil is dan onze winst. Als het ons niet om deze winst was te doen, zouden wij dat niet voor jullie doen maar zouden jullie allemaal doodgaan."

En het was goed in de ogen van het volk, want het was traag van begrip. En ze brachten dagenlang ijverig water naar de tank en voor elke emmer, die ze brachten, gaven de kapitalisten hen één cent de man, maar kijk, voor elke emmer water die de kapitalisten uit de tank schepten, om het weer aan het volk te geven, gaf het volk de kapitalisten twee cent.

En na vele dagen stroomde de tank, de Markt, over, aangezien het volk voor elke emmer, die het erin goot, slechts zoveel kreeg, dat het daar een halve emmer voor kon kopen. En door het overschot dat van elke emmer overbleef, stroomde de tank over, want er waren heel veel mensen en maar weinig kapitalisten en die konden niet meer drinken dan de anderen. Daarom stroomde de tank over.

En toen de kapitalisten zagen, dat het water over de rand stroomde, zeiden zij tot het volk:

"Zien jullie niet, dat de tank, de Markt, overloopt? Ga dus zitten en wees geduldig, want jullie hoeven ons geen water meer te brengen tot de tank weer leeg is."

Maar toen het volk van de kapitalisten geen centen meer kreeg voor het water dat het bracht, kon het van de kapitalisten geen water meer kopen, want het had niets om te betalen. En toen de kapitalisten zagen, dat ze geen winst meer maakten, omdat niemand meer water van hen kocht, werden zij ongerust. Zij stuurde mannen de straten en zijstraten op, om rond te vertellen: "Als iemand dorst heeft, moet hij naar de watertank gaan en water van ons kopen, want de tank stroomt over." Want ze zeiden onder elkaar:" Kijk, het is een slappe tijd, we moeten reclame maken."

Maar het volk antwoordde en zei: "Hoe kunnen wij kopen, tenzij u ons in dienst neemt, want hoe kunnen wij anders geld hebben om het te kopen. Neem ons dus, net als vroeger, in dienst en wij zullen graag water kopen, want we hebben dorst en jullie hoeven geen reclame te maken." Maar de kapitalisten zeiden tot het volk: "Moeten wij jullie in dienst nemen om water te halen, als de tank, de Markt, al overloopt? Koop dus eerst water en als de tank door jullie kopen leeg is, zullen wij jullie weer in dienst nemen." En dat was de stand van zaken. Omdat de kapitalisten hen niet meer in dienst namen om water te brengen, kon het volk het water, dat het al had gebracht, niet kopen en omdat het volk het water niet meer kon kopen, dat het al had gebracht, namen de kapitalisten hen niet in dienst om water te brengen. En overal werd gezegd. "Er is een crisis."

En de dorst van het volk was groot, want het was nu niet meer zoals in de dagen van hun voorvaders, toen het land voor hen openlag, want iedereen moest voor zichzelf water zoeken, omdat de kapitalisten beslag hadden gelegd op alle bronnen, wellen, watermolens, vaten en emmers, zodat niemand aan water kon komen, behalve bij de watertank, de Markt.

En het volk klaagde bij de kapitalisten en ze zeiden: "Kijk, de tank stroomt over en wij sterven van dorst. Geef ons dus water, zodat wij niet sterven."

Maar de kapitalisten antwoorden: "Zo gaat dat niet. Het water is van ons. Jullie zullen daar niet van drinken, tenzij jullie het met centen van ons kopen." En zij zetten daar met een vloek kracht bij en zeiden op hun manier: "Zaken zijn zaken."

Maar de kapitalisten waren verontrust omdat het volk geen water meer kocht, waardoor ze geen winst meer maakten en ze zeiden tegen elkaar: "Het lijkt erop dat onze winsten, onze winsten hebben stopgezet en omdat wij winst hebben gemaakt, kunnen wij geen winst meer maken. Hoe komt het, dat onze winsten niet langer winstgevend voor ons zijn en dat onze opbrengsten ons arm maken? We moeten waarzeggers laten komen, om ons dat uit te leggen." En ze lieten hen komen.

Nu waren de waarzeggers mannen, die doorkneed waren in duistere uitspraken. Zij deden met de kapitalisten mee vanwege het water van de kapitalisten, zodat ze er ook wat van mochten hebben en leven, zij en hun kinderen. Zij spraken namens de kapitalisten het volk toe en brachten voor hen hun boodschap over, want de kapitalisten waren niet vlug van begrip, noch bereid om te praten.

En de kapitalisten verlangden van de waarzeggers dat zij hen de zaak verklaarden, waarom het volk geen water meer van hen kocht, hoewel de tank vol was. .En sommige van de waarzeggers antwoordden en zeiden: "Dat komt door overproductie," en andere zeiden: "Het is oververzadiging," maar beide woorden betekenen hetzelfde. Weer anderen zeiden: " Nee, het komt door de zonnevlekken." En nog weer anderen zeiden: "Het komt noch door oververzadiging, noch door de zonnevlekken, dat dit kwaad is gebeurd, maar het komt door een gebrek aan vertrouwen."

En terwijl de waarzeggers onderling, op hun eigen manier, ruzie maakten, deden de winstmakers een tukje en sliepen en toen ze wakker werden, zeiden zij tegen de waarzeggers: "Hou maar op. Jullie hebben ons bemoedigend toegesproken. Ga nu maar weg en spreek op dezelfde manier bemoedigend het volk toe, zodat ze rustig worden en ons met rust laten."

Maar de waarzeggers, zelfs de mensen van de depressiekunde - want zo werden deze door sommigen genoemd, - wilden liever niet naar het volk gaan, omdat ze bang waren dat zij gestenigd zouden worden, want het volk mocht hen niet. En zij zeiden tot de kapitalisten:

"Meesters, het is ons beroepsgeheim, dat als mensen verzadigd zijn en geen dorst hebben, maar rustig zijn, net als u troost vinden in onze woorden. Maar als zij dorst en honger hebben, dan vinden zij daar geen troost in en zullen zij ons uitlachen. Want het schijnt dat, tenzij iemand verzadigd is, onze wijsheid voor hem alleen maar loos is." Maar de kapitalisten zeiden: "Ga. Zijn jullie er dan niet om ons te vertegenwoordigen?"

En de waarzeggers gingen naar het volk toe en gaven hen een uiteenzetting over het geheim van de overproductie en hoe het kwam, dat het noodzakelijk was, dat ze van dorst moesten omkomen, omdat er teveel water was en waarom er niet genoeg kon zijn, omdat er te veel was. En op dezelfde wijze spraken zij tot het volk over de zonnevlekken en ook dat deze dingen alleen door gebrek aan vertrouwen over hen waren gekomen. En het was precies zoals de waarzeggers hadden gezegd, want voor het volk leek hun wijsheid loos. En het volk schold hen uit en zei: "Rot op, jullie kaalkoppen! Moeten jullie ons voor de gek houden? Krijg je hongersnood door overvloed? Komt er uit veel niets voort?" En zij pakten stenen op om hen te stenigen.

Toen de kapitalisten zagen dat het volk nog altijd mopperde en niet naar de waarzeggers wilden luisteren en omdat zij ook bang waren, dat het naar de watertank zou gaan om zich het water met geweld toe te eigenen, stuurden zij een soort heilige mannen (maar dat waren valse priesters) naar hen toe, die tegen de mensen vertelden dat ze rustig moesten blijven en de kapitalisten lastig moesten vallen, omdat ze dorst hadden. En deze heilige mannen, die valse priesters waren, verklaarden tegenover het volk, dat deze beproeving door God was gezonden om hun zielen te helen, en dat als zij dat geduldig zouden dragen en niet naar water zouden hunkeren en de kapitalisten niet lastig zouden vallen, zij na hun dood in een land zouden komen zonder kapitalisten, maar met een overvloed van water. Maar er waren echter ook een aantal echte profeten van God die mededogen hadden met het volk en niet voor de kapitalisten wilden profeteren, maar eerder doorlopend tegen hen ingingen.

Toen nu de kapitalisten zagen, dat het volk nog steeds mopperde en zijn mond niet wilde houden, noch door de woorden van de waarzeggers noch door die van de valse priesters, gingen zij zelf naar het volk toe. Zij doopten hun vingertoppen in het water, dat over de rand van de tank heen stroomde en sprenkelde de druppels van hun vingertoppen over het volk, dat zich om de tank verdrong. En de naam van die druppels was liefdadigheid en ze waren buitengewoon bitter.

En toen de kapitalisten opnieuw zagen, dat het volk zich niet stil wilde houden, noch door de woorden van de waarzeggers en de heilige mannen, die valse priesters waren, noch door de druppels, die liefdadigheid werden genoemd, maar steeds meer tekeer ging en zich om de tank samendrong, alsof het die met geweld in bezit wilde nemen, beraadslaagden ze onder elkaar en stuurden heimelijk mannen naar het volk toe. En deze mannen kozen de sterksten van het volk uit en allen die bedreven waren in de krijgskunst, namen hen apart en spraken sluw tot hen met de woorden:

"Kom nu, waarom scharen jullie je niet achter de kapitalisten? Als jullie hun mansschappen willen zijn en hen tegen het volk zullen dienen, om te voorkomen dat het niet op de tank losstormt, dan zullen jullie water in overvloed hebben, zodat jullie en jullie kinderen niet zullen omkomen."

En de sterke mannen en zij, die bedreven waren in de krijgskunst, luisterden naar deze woorden en lieten zich overhalen, want de dorst dwong hen daartoe en zij voegden zich bij de kapitalisten en werden hun manschappen. Zwaarden en stokken werden hen in handen gegeven en zij werden verdedigers van de kapitalisten en sloegen op het volk in als het zich om de tank verdrong.

Na vele dagen stond het water in de tank laag, want de kapitalisten maakten van het water fonteinen en visvijvers en baadden erin, zij, hun vrouwen en hun kinderen en zij verspilden het water voor hun eigen genoegen.

Toen de kapitalisten zagen dat de tank leeg was, zeiden zij: "De crisis is voorbij". En zij lieten het volk komen en namen het in dienst zodat het water zou brengen om de tank opnieuw te vullen. En voor het water, dat de mensen brachten, kregen ze voor iedere emmer één cent, maar voor iedere emmer water, die de kapitalisten uit de tank haalden om weer aan het volk te geven, kregen zij twee cent, zodat zij hun winst zouden hebben. En na enige tijd stroomde de tank weer net zo over als tevoren.

Toen het nu vaak was voorgevallen, dat het volk de tank had gevuld tot die overstroomde en dorst had gehad, totdat het water door de kapitalisten verspild was, gebeurde het dat in het land enige mannen opstonden, die oproerkraaiers werden genoemd, omdat zij het volk opstookten. Zij spraken de mensen toe, en zeiden dat zij zich aaneen moesten sluiten en dat zij dan geen knechten van de kapitalisten meer hoefden te zijn en niet meer naar water zouden hoeven dorsten. In de ogen van de kapitalisten waren de oproerkraaiers verderfelijke lieden en ze zouden hen graag hebben gekruisigd, maar ze durfden dit niet uit angst voor het volk.

En de woorden van de oproerkraaiers, die tot het volk spraken, waren als volgt:

"Dwazen dat jullie zijn, hoe lang zullen jullie je nog door een leugen laten misleiden en tot jullie eigen schade iets geloven, wat niet bestaat? want kijk maar naar al die dingen die de kapitalisten en waarzeggers jullie hebben verteld, het zijn doortrapt verzonnen fabeltjes. Net als die heilige mannen die zeggen, dat het Gods wil is, dat jullie altijd arm, ellendig en dorstig moeten blijven. Kijk, zij lasteren God en zijn leugenaars, die hij bitter zal veroordelen, terwijl hij alle anderen zal vergeven. Hoe komt, dat jullie niet aan het water in de tank mogen komen? Is dat niet, omdat jullie geen geld hebben? en waarom hebben jullie geen geld? Komt dat niet, omdat jullie maar één cent krijgen voor elke emmer, die jullie naar de tank, de Markt, brengen, maar twee cent moeten terugbetalen voor elke emmer die jullie eruit halen, zodat de kapitalisten hun winst kunnen behalen? Zien jullie dan niet, dat de tank daardoor wel over moet stromen, omdat deze gevuld is met wat jullie missen en overvol is, doordat jullie een lege maag hebben? Zien jullie dan niet dat hoe harder jullie zwoegen en des te ijveriger jullie water zoeken en aanvoeren, des te erger het wordt en het zal voor jullie niet beter worden door die winst, en dat voor altijd?"

Op die manier spraken de oproerkraaiers gedurende vele dagen tot het volk en niemand besteedde aandacht aan hen, maar na enige tijd luisterden de mensen wel. En zij antwoorden hen en zeiden tegen de oproerkraaiers:

Jullie spreken de waarheid. Het komt door de kapitalisten en hun winsten, dat wij gebrek lijden, aangezien wij door hen en hun winsten op geen enkele manier de vruchten van onze eigen arbeid kunnen plukken, zodat ons werk vergeefs is. En hoe meer wij zwoegen om de tank te vullen, des te eerder stroomt die over en krijgen wij niets, omdat er teveel is, volgens de woorden van de waarzeggers. Maar kijk, de kapitalisten zijn harde mensen en hun fijnzinnige barmhartigheid is wreed. Zeg ons, of jullie niet een manier weten, waarmee wij ons uit onze slavernij kunnen bevrijden. Maar als jullie geen betrouwbare manier weten, smeken wij jullie om te zwijgen en ons alleen te laten, zodat wij onze ellende kunnen vergeten."

En de opruiers antwoorden en zeiden: "Wij weten een manier."

En het volk zei: "Bedrieg ons niet, want dit is al vanaf het begin altijd al zo geweest en nooit heeft iemand, tot op de dag van vandaag, een manier gevonden voor bevrijding, hoewel velen het zorgvuldig en onder tranen hebben gezocht. Maar als jullie een manier weten, vertel het dan meteen."

Toen vertelden de opruiers over de manier en zeiden:

"Kijk, waarom heb je al die kapitalisten nodig, als jullie hen de winsten van jullie arbeid af moeten staan? Wat voor groots verrichten zij, waarvoor jullie hen die schatting moeten afdragen? Kijk, het komt alleen omdat zij jullie in groepen delen, jullie volledig leiden, jullie taken opleggen en jullie achteraf iets van het water geven, dat jullie zelf hebben aangevoerd hebt en niet zij. Let nu op de manier waarop jullie je uit je slavernij kunt bevrijden! Doe voor jullie zelf, wat de kapitalisten hebben gedaan, namelijk: jullie arbeid organiseren, jullie groepen samenvoegen en jullie taken verdelen. Dan zullen jullie de kapitalisten helemaal niet meer nodig hebben en geen enkele winst aan hen hoeven afstaan, maar dan zullen jullie alle vruchten van jullie arbeid als broeders delen, zodat iedereen evenveel heeft. Dan zal de tank nooit meer overstromen, totdat iedereen verzadigd zal zijn en niet nog meer zal verlangen. En daarna zullen jullie met wat jullie over hebben mooie fonteinen en visvijvers aanleggen voor jullie eigen genoegen, zoals de kapitalisten dat deden. Maar dat zal dan voor ieders genoegen zijn."

En het volk antwoordde, "Hoe moeten we dat aanpakken, want het lijkt ons een goed plan?"

En de oproerkraaiers antwoordden: "Zoek onopvallende mensen uit die zich helemaal voor jullie inzetten, jullie groepen leiding geven en jullie arbeid organiseren. En die mensen zullen net zo zijn als de kapitalisten waren; maar kijk, ze zullen niet jullie meesters zijn zoals de kapitalisten waren, maar jullie broeders en leiders die jullie wil uitvoeren. En zij zullen zich geen winsten toeeigenen, maar iedereen zal een even groot deel krijgen als de anderen. Er zullen geen meesters en knechten onder jullie zijn, maar alleen broeders. En van tijd tot tijd, naar het jullie goeddunkt, zullen jullie andere onopvallende mensen uitkiezen in plaats van de eerste, om jullie werk te organiseren."

En het volk luisterde en het klonk hen uitstekend in de oren. Het leek hen ook niet moeilijk. En uit één mond riepen ze, "het moet gebeuren zoals jullie hebben verteld, want wij zullen het doen."

En de kapitalisten hoorde het geluid van hun juichen en wat het volk zei en de waarzeggers hoorden het ook, net als de valse priesters en de machtige krijgslieden, die de kapitalisten verdedigden. En toen zij dat hoorden, beefden ze hevig, zodat hun knieën tegen elkaar sloegen en zij zeiden tot elkaar: "Dat is ons einde!"

En er waren bepaalde priesters van de levenden God, die niet voor de kapitalisten wilden profeteren, maar mededogen met het volk hadden. En toen ze de mensen hoorden schreeuwen en wat ze zeiden, verheugden zij zich met grote blijdschap en dankten God voor de bevrijding.

En het volk kwam en deed al die dingen, die de opruiers hen hadden gezegd te doen. En het gebeurde zoals de oproerkraaiers het met al hun woorden hadden gezegd. En er was geen dorst meer in dat land, noch was er iemand, die honger had en naakt of koud was of enig gebrek leed. En iedere man zei tot zijn makker: "Mijn broeder," en elke vrouw tot haar metgezellin: "Mijn zuster," want zo waren zij onder elkaar als broeders en zusters, die in eensgezindheid samen leefden. En Gods zegen rustte voor altijd op dat land."

Naar boven

Home