De Naakte Vrouw

Door

Anna Julia Wolff (1863- ?)

Schilderij van Lucas Cranach 
de Oude 1472-1553
Lucas Cranach de Oude 1472-1553


INLEIDING BIJ DEZE VERTALING:

Een klein, eenvoudig verhaaltje, dat misschien nog wel duidelijker aangeeft wat Plato met zijn Allegorie van de Grot bedoelt. Mensen zijn hun oorspronkelijke onbevangen blik kwijtgeraakt en zien de werkelijkheid niet, maar wat zij vinden van de werkelijkheid, wat Plato schaduwen noemt. Maar let wel, het verhaaltje is niet compleet, want ook de kunstenaar is niet onbevangen meer. Het zou eigenlijk moeten eindigen met een klein kind, of iemand die wijs geworden is, die het tafereel zouden aanschouwen en verbijsterd zijn over die uiterst merkwaardige grote mensen.

****

Een priester, een schoolmeester, een arts, een jurist en een kunstenaar maakten op een frisse morgen in mei een uitstapje naar het platteland. Als verblind door een verschijning in een visioen, sloeg de kunstenaar opeens zijn handen voor zijn ogen. "Kijk, vrienden - daar - even verderop - een vrouw - een naakte vrouw!"

Ze stormden naar voren en stootten elkaar, met wagenwijd opengesperde ogen, gehaast opzij: "Waarachtig, een vrouw!" "En helemaal bloot!" "Waar komt die vandaan?" "Wat raar, o wat raar!"

En inderdaad. Het was een prachtige en merkwaardige sprookjesachtige aanblik die de mannenogen geboden werd. Te midden van de wuivende korenhalmen lag een slapende vrouw. Geen beschermend gewaad verhulde afgunstig de prachtige, weelderige maagdelijke vormen. Vredig gevouwen en een donkerrode klaproos omkneld rustten haar handen op de ontluikende borsten en een zweem van goddelijke zuiverheid omfloerste haar beeldige jonge gelaat. Liefkozend woelde de wind door haar ravenzwarte haren en sidderend kusten de gouden halmen het blanke kloppende lijf van het meisje.

Intussen was de priester tot vlak bij de slapende genaderd, zijn papperige gezicht werd steeds bozer en verontwaardigder en met een gebaar van een hartgrondige verachting siste hij: "Ha! dat vervloekte, schaamteloze geteisem! In hun smakeloze, tegennatuurlijke naaktheid zwerft dat 's nachts rond door veld en beemd en schroomt niet om eerbare christenen te kwetsen met hun weerzinwekkende naaktheid. Pek en veren voor dat soort tuig, dat in zijn wulpse ontuchtigheid de heilige rust van de natuur ontwijdt, pek en veren.... "

"Mag ik even, beste vriend" onderbrak de arts hem, "het betreft hier een zaak waarvan de draagwijdte eigenlijk nog ingrijpender is. Bij acht graden Celsius ligt hier dus dit lichtzinnig vrouwmens volledig naakt op de vochtige grond; die kan rekenen op een longontsteking of als het meevalt een angina. De pols is al heel abnormaal, wacht even - zevenentwintig, achtentwintig, negenentwintig..."

Intussen had de schoolmeester zich over de sluimerende vrouw gebogen en met een behendige beweging de rode klaproos uit haar handen gefutseld. "Merkwaardig, heel merkwaardig eigenlijk. "Als ik me niet erg vergis, hebben we hier te maken met een exemplaar van de papaver rhoeas, ook grote klaproos genoemd, waarvan de bladeren doorgaans gespleten en behaard zijn. Maar omdat deze bloem gladde, vlezige bladeren heeft mogen we de conclusie niet verwerpen dat dit helemaal geen papaver rhoeas is, maar.... "

"En ik zeg dat dat grote onzin is," onderbrak de zenuwachtig ijsberende jurist de meester, "een andere paragraaf kan zonder twijfel helemaal niet van toepassing zijn. Aanstoot geven in het openbaar? Nee!

Het is vijf uur 's ochtends, de omgeving is op dit uur helemaal uitgestorven, dus kan er geen sprake zijn van openbare schennis van de eerbaarheid. De ontuchtparagraaf wellicht? Ja, maar voor ontucht zijn eigenlijk twee personen nodig - rest dus dat uitsluitend 'verstoring van de openbare orde' in aanmerking komt."

Een stukje van de anderen af stond de kunstenaar. Hij sprak geen woord. Maar met een zo intense innigheid zonken zijn ogen neer op het blanke meisjeslijf, dat het was alsof ze zich voor altijd vol wilden zuigen aan die aanblik. Toen pakte hij, met beschroomde aandacht, potlood en schetsboek op en toverde met een enorme drang naar schoonheid opnieuw, wat de natuur zo goddelijk geschapen had.

Naar boven

Home